Paul Verheijen

BERNARDUS VAN CLAIRVAUX

Controversieel
Intolerant
Legendarisch
Types
Kloosterstichter
Ascelina van Boulancour

Controversieel

Geen mens heeft zozeer het Europese denken en voelen beïnvloed als Bernardus van Clairvaux (1090-1153).
Geen mens ook die zo verschillend is beoordeeld in de loop der geschiedenis.
De oordelen variëren van na Augustinus de beste heilige (Maarten Luther) tot sluwe en huichelachtige schurk (Friedrich von Schiller in brief aan Johann Wolfgang von Goethe).
Bernardus leefde van circa 1090 tot 1153 en was een Bourgondische edelman die na een jeugd van verwoed radicalisme samen met nog dertig edellieden in 1112 intrad in het klooster van Citeaux. Van hieruit stichtte hij talloze cisterciënzerkloosters (zie onder).

Intolerant

Vast staat dat deze onmogelijk strenge asceet een lastige en onverdraagzame man is geweest met een ondanks zijn zwakke gezondheid onvoorstelbare werkkracht.
Ondanks dit ambivalente van Bernardus werd hij in 1173 al heilig verklaard en in 1830 uitgeroepen tot kerkleraar .

Legendarisch

Een vloed van legendes vermengde zich met de historische feiten. Jacobus de Voragine besteedt in zijn Legenda Aurea uitgebreid aandacht aan Bernardus in hoofdstuk 116. Hij werd rond 1090 geboren als derde kind in een voornaam en zeer godsdienstig gezin dat uiteindelijk bestond uit zes jongens van wie De Voragine Gerardus, Guido en Nivardus met name noemt, die allemaal het klooster ingingen. Hij had verder nog een zus die getrouwd was, maar toen ze door haar broers daarom werd uitgemaakt voor 'aangekleed stront', ging zij een leven als kluizenares leiden.
Tijdens de zwangerschap had Bernardus' moeder een voorspellende droom die we in allerlei variaties in meer hagiografiën van anderen tegenkomen:
Zij droomde dat zij een hondje in haar buik had, dat helemaal wit was, en rossig op zijn rug, en dat blafte. Toen ze dit aan een man Gods vertelde, sprak deze de profetische woorden: 'Je zult moeder zijn van een hel goed hondje: hij zal een waakhond zijn van het huis van God en tegen de vijanden een machtig geblaf laten horen. Want hij zal een voortreffelijk prediker zijn en velen beter maken door zijn genezende tong.'
(Legenda Aurea 116,10-13)
Daarna volgt en reeks wonderbaarlijke gebeurtenissen die de maagdelijke heiligheid van Bernardus moet onderstrepen. Bernardus had zich als kind namelijk al voorgenomen zijn leven lang kuis te blijven. Een paar voorbeelden:
  • Op een keer keek Bernardus een beetje te lang naar een vrouw en werd daarop rood van schaamte. Hij strafte zichzelf door in een ijskoude vijver te springen en bleef daarin zo lang tot het bloed bijna uit zijn lijf was getrokken en hij door Gods genade helemaal bekoeld was van de hitte van de vleselijke begeerte.
  • Op ingeving van de duivel glipte een meisje bloot bij hem in bed terwijl hij sliep. Toen hij haar opmerkte draaide hij zich op zijn andere zij en bood het gedeelte waarop hij eerst had geslapen aan haar aan. Het meisje begon hem te strelen en te prikkelen, maar omdat Bernardus totaal niet reageerde, werd ze verlegen en bang maakte ze zich uit de voeten.
  • Een dame bij wie Bernardus op bezoek was kreeg een brandende begeerte naar hem. Ze maakte een bed voor hem klaar in een aparte kamer. Zonder enige schaamte stond ze 's nachts in alle stilte op en ging naar hem toe. Maar zodra Bernardus haar zag, zette hij het op een schreeuwen, 'Rovers! rovers!', waarop de vrouw de benen nam. Het personeel zocht naar de rover, maar vond hem niet. De vrouw stond voor een tweede en derde keer op en ging naar het bed van Bernardus, maar hij schreeuwde telkens hetzelfde. Uiteindelijk gaf de vrouw haar pogingen op. De volgende dag bij zijn vertrek vroegen zijn metgezellen aan Bernardus waarom hij drie keer over rovers had gedroomd, waarop Bernardus antwoordde dat hij werkelijk was belaagd door een rover die zijn onschatbare kuisheid wilde roven.
Daarna volgen nog vele andere heilige zaken die passen in een hagiografie van een monnik: Bernardus sliep nauwelijks, at alleen om niet flauw te vallen. Alleen water smaakte hem, omdat het zijn mond en keel verfriste. Zijn kleren waren sober, maar nooit vuil want dan zou hij met zijn ascetisme pronken. Daarom droeg hij een boetekleed alleen verborgen. Bernardus lachte bijna nooit. Toen een klooster dat Bernardus had gebouwd eens geplaagd werd door een onvoorstelbare zwerm hinderlijke vliegen, excommuniceerde hij de vliegen die de volgende morgen allemaal dood op de grond lagen. Twee vrouwen werden door Bernardus bevrijd van een incubus, een demon die geslachtgemeenschap heeft met een vrouw.
Toen Bernardus zijn dood voelde naderen sprak hij tot zijn broeders dat hij hun liefde, nederigheid en geduld na zou laten.
Ten slotte, nadat hij vele wonderen had verricht, 160 kloosters had gesticht en vele boeken en verhandelingen had geschreven, is hij, toen zijn levensdagen voltooid waren, op de leeftijd van ongeveer 63 jaar in het jaar des Heren 1153 in de armen van zijn zonen in de Heer ontslapen.
(Legenda Aurea 116,261)
Na zijn dood heeft God volgens De Voragine nog vele andere bijna ontelbare wonderen via Bernardus verricht.

Types

De vele kunstwerken die er van Bernardus zijn gemaakt baseren zich meestal op die legendes.
Op deze website vindt u een voorbeeld van elk van de drie types waarin we deze kunstwerken gewoonlijk kunnen onderverdelen:
  • Doctrina
  • Amplexus
  • Lactatio

Kloosterstichter

De Legenda Aurea schrijft dat Bernardus maar liefst 160 kloosters tijdens zijn leven heeft gesticht. Hieronder een selectie daaruit:
  • 1113 - La Ferté-sur-Grosne
  • 1114 - Pontigny
  • 1115 - Morimond
  • 1115 - Clairvaux-sur-Aube
  • 1119 - Fontenay
  • 1120 - kloosters in Italië
  • 1127 - Igny
  • 1129 - kloosters in Duitsland, o.a. Amelunxborn
  • 1130 - kloosters in Oostenrijk
  • 1135 - kloosters in Engeland en Schotland, o.a. Fountains en Melrose
  • 1137 - Notre-Dame-d'Aiguebelle
  • 1142 - kloosters in Tsjechië, o.a. Sedlec
  • 1144 - Silvacane
  • 1146 - Villers-la-Ville
  • 1146 - Fontfroide
  • 1147 - Aulne
  • 1147 - kloosters in Portugal, o.a. Alcobaça
  • 1148 - Cambron
  • 1148 - Sénanque
  • 1150 - kloosters in Spanje, o.a. Santes Creus en Poblet
  • 1155 - Le Thoronet
(Bron: Stijn van der Linden - De Heiligen, 1999)
Het in 1119 gestichte klooster van Bonnevaux werd een dochterhuis van de abdij van Citeaux en speelde een belangrijke rol binnen de cisterciënzer orde. Bernardus stelde daar een zekere Hugo (±1120-1194; feestdag 1 april) als abt aan. Deze abt probeerde de verleiding van de wereldse geneugten te bestrijden met zulke zware beproevingen dat hij er bijna aan bezweek en dat zelfs de streng ascetische Bernardus hem beval zich te matigen. Hugo van Bonnevaux kon volgens zijn hagiografie (zondige) gedachten lezen, deed aan exorcisme, voorspelde de toekomst. En passant bemoeide hij zich ook met de politiek. Zo bemiddelde hij in 1177 in de vete tussen Alexander III (paus van 1159-1181) en keizer Frederik Barbarossa die uiteindelijk de paus om vergiffenis vroeg. Het vredesverdrag van Venetië werd door Hugo voorbereid.

Ascelina van Boulancour

Bernardus had een knappe en brave nicht, geboren in 1121, Ascelina. Een Vita Ascelinae is geschreven door tijdgenoot en cisterciënzer monnik genaamd Gossuinus. Onder de knop is een samenvatting te lezen.




Toen de moeder zwanger was van Ascelina, hoorde ze van een man die aan haar verscheen in een wit gewaad, hoe groot de dochter die ze droeg in Gods ogen zou zijn. Ze was dertig jaar getrouwd en vroeg de Heer haar te verwaardigen haar uit de macht van haar man te verlossen, evenals van alles wat haar eeuwige redding in de weg kon staan. Haar echtgenoot stierf en liet de vijfjarige Ascelina achter. Ascelina vroeg de Heer in het geheim om haar maagdelijkheid te bewaren. Toen Ascelina een naald of een stuk kaas stal, voelde ze zich aan haar kleren getrokken en hoorde ze zichzelf zeggen: 'Waarom doe je dit? Stop, stop, dit staat je niet aan,' en toch zag ze niemand. Op tienjarige leeftijd begon ze visioenen te krijgen en begonnen er heiligen aan haar te verschijnen. Moeder en dochter trokken zich al snel terug in Boulancourt, waar ze met de kanunnikessen in heiligheid leefden. De nonnen waren druk bezig in de binnenplaats van hun huis kaarsen te maken. Maar zoals iedereen weet, is de duivel overal, zelfs in kloosters. 'Deze helse dief en dief van de bescheidenheid', aldus Gossuinus, 'wekte stilzwijgend de vleselijke geest van een jonge lelietje-van-dalen op om de heilige aan te vallen.' De duivel deed zich voor als een jonge geestelijke om indruk te maken op het meisje en maakte misbruik van haar eenvoud. Om haar nog meer aan te trekken, beloofde hij haar privélessen te geven in lezen en zingen. Omdat hij niet lang met haar kon praten, stuurde hij haar brieven en gedichten. Hij bekende haar zijn liefde. Zij, eenvoudig als een duif, zei tegen hem: 'Als je je gewoonte zou veranderen en kanunnik zou worden, zou ik van je houden.' Deze verdomde man verwisselde toen wel zijn kleren, maar niet zijn hart. Drie maanden lang verstopte de wolf zich als schaap in het klooster. Maar er werd een melaatse uit de hemel naar Ascelina gestuurd en hij onthulde haar de trucs van de geestelijke: 'Mijn dochter, pas op, de duivel zet een val voor je en probeert je door middel van hem te verderven.' Ze vertelde deze woorden bezorgd aan haar moeder. Zij gingen op zoek naar de melaatse, maar vonden hem niet. Ze gingen ervan uit dat het een visioen van een engel was. De valse monnik verliet al snel zijn klooster en keerde terug naar de wereld.
De moeder ging met haar dochter naar een heilige priester. Hij leerde hen een manier van leven en al snel verhuisden ze naar een verlaten plek. Ascelina pakte een schaar en knipte met haar eigen handen het haar af dat nog tot op haar schouders viel. Het meisje bad tijdens de mis bij de priester: 'Heer, maak mij door uw genade zoals U wilt dat ik word.' Johannes de evangelist verscheen aan de priester en beval hem het jonge meisje aan, zoals Christus zijn moeder had aanbevolen, om haar te onderwijzen in de liefde en de vrees voor God.
Op een andere dag, toen ze naar dezelfde priester gingen, gingen de deuren van de kerk op goddelijke wijze open toen Ascelina zei: 'Heer, als u mij onder uw maagden wilt rekenen, schenk ons ​​dan genadig toegang.' En dat gebeurde ook. Ze was ijverig in haar gebeden, deed zeven keer per dag aan zelfkastijding en onderging minstens tachtig boetedoeningen, bestaande uit een kniebuiging of een diepe buiging. Ze veegde de schoonheid van haar gezicht weg met as en vasten. Op een dag, verteerd door gedachten van wereldlijke ijdelheid, wierp ze zich naakt in de brandnetels.
In dezelfde streek kondigde een broeder met een goede reputatie, die de geest van profetie had, aan dat de abdij van Boulancourt binnenkort van orde zou veranderen. Hij vertelt ook over Ascelina's goede reputatie en de afgunst die zij opwekte. Terwijl zij leed onder de afvalligheid van de geestelijkheid, waarvan zij de oorzaak leek te zijn, en terwijl zij daar diep over klaagde, zong zij honderd psalmen opdat de Heer haar zou laten weten of zij nog steeds tot de maagden van Christus gerekend moest worden. Toen de heilige Johannes de evangelist ook aan haar verscheen, zei hij: 'Wees standvastig, mijn dochter, en wees ervan verzekerd dat je een plaats en een beloning zult vinden onder de maagden van Christus.' Ze raadpleegde ook Bernardus hierover en hij gaf haar hetzelfde antwoord. Ze was 28 jaar oud toen ze zware boetedoeningen op haar lichaam droeg en veertien keer per dag boete deed. Toen trad de abdij van Boulancourt toe tot de orde van de cisterciënzers. Met toestemming van Bernardus verhuisden moeder en dochter naar het klooster van Poulangy. Ascelina verlichtte alle zusters door haar voorbeeld. De abdis was Adeline, een nicht van de abt van Clairvaux. Ascelina had zoveel genade van de Heer ontvangen dat ze een klein gat voor het altaar groef en ze stopte niet met bidden totdat dit gat met haar tranen gevuld was. Zij werd aangesteld als portier of koster van het klooster en kreeg van de hemel te horen dat de tranen die voortkomen uit de genegenheid van het hart de mens reinigen op de manier van de doop, maar wel op zo'n manier dat hij niet terugkeert tot ijdelheden. Zij zong het complete psalter iedere dag en iedere avond staand. Op vrijdag, zaterdag, zondag en op dagen met twaalf lezingen in het officie reciteerde ze dagelijks twee psalters en driehonderd Ave Maria's, op zaterdag zelfs duizend. Evenzo duizend op alle plechtigheden van de Maagd Maria en op elke dag van hun octaven, evenals zeven psalters van de Maagd. Ze deed minstens tweehonderd boetedoeningen per dag en bad dertig psalmen lang. Een vrouw die Ascelina tijdens het gebed lastigviel, werd dodelijk ziek . Gossuinus vertelt dat ze ooit tegen hem zei: 'Je bent zeer verwerpelijk als je de Heer niet voortdurend in gedachten houdt. Ik ben me van niets goeds bewust, behalve dat ik de Heer altijd in mijn herinnering heb.' Tijdens de Adventstijd sprak ze niet met een gravin, de dochter van de koning van Frankrijk, vanwege de strikte wet van stilte. Zij kreeg van de hemel het bevel om op zaterdag haar harenhemd uit te trekken en op zondag niet meer de sexten te bidden, want dan rusten de zielen van de overledenen in het vagevuur. Door de extreme vurigheid van haar geest voelde ze zich als een vuurbol die haar ingewanden in brand zette. Op een dag had ze zoveel last van het verlangen van God, dat er bloed uit haar mond en andere delen van haar lichaam gutste. Vaak wenste ze dat haar leven zou eindigen in het martelaarschap.

Ascelina was zo doordrongen van kuisheid dat ze bekende dat ze zich niet kon herinneren ooit de minste vleselijke verleiding te hebben gevoeld, of een nare droom te hebben gehad in haar hele leven. Het gebeurde vaak dat een duif haar leidde als ze uit de slaapzaal kwam om te bidden.
Gossuinus somt ook wonderbaarlijke gebeurtenissen op:
  • Op een keer rende Ascelina met een kruis in haar hand naar een groot vuur. Toen ze daar aankwam, ging het vuur uit.
  • Bernardus verscheen haar op de avond van zijn dood en vertelde haar dat hij het leven had verlaten. Onmiddellijk daarna ging hij in de gedaante van een duif naar de hemel.
  • Maria en Johannes overtuigden moeder en dochter om terug te keren naar Boulancourt.
  • Terwijl de duivel een zeer religieuze monnik uit het klooster van de Valleien probeerde te verleiden om zijn orde te verlaten en een soberder leven te leiden, vertelde Ascelina hem dat het een illusie was en beval hem het voorstel af te wijzen, omdat ze de duivel het in zijn oor had horen fluisteren.
  • Een arme non uit de Valleien werd 's nachts gekweld door een boze geest die haar geweld aandeed. De heer van Joinville werd hiervan op de hoogte gebracht en riep Ascelina. Zij leerde de zuster het weesgegroetje correct uit te spreken, waarna de duivel haar verliet.
  • Een vrouw wiens man op bedevaart naar Compostela was, werd door een duivelse incubus gekweld, maar ze bezweek niet voor de verleiding. Ascelina bevrijdde haar door met een stuk habijt kaarsevet van een kandelaar op haar lichaam te smeren.
  • Een vrouw uit Keulen was al vijftien jaar bezeten door een helse geest: 'Soms martelde hij haar arm, soms liet hij haar schreeuwen, soms rolde hij met haar tong en ogen, soms draaide hij haar hoofd op een vreselijke manier, waarmee hij aangaf dat hij zich terugtrok in het been van het arme meisje.' Ze vroeg haar aartsbisschop om haar vrij te laten. De duivel antwoordde de exorcist dat hij alleen in aanwezigheid van Ascelina naar buiten zou komen. Toen kwam ze naar de oevers van de Rijn en verdreef de duivel. Dit was voor haar een gelegenheid om haar devotie voor Ursula en haar elfduizend heilige gezellen te vergroten. Enkelen van hen verschenen aan haar en zij zorgde ervoor dat andere relikwieën naar Boulancourt gingen.
  • Monniken in het klooster Lacey hadden een relikwie van Hiëronymus, maar twijfelden aan de authenticiteit ervan. Ze ondervroegen Ascelina over hem. Ze bracht een zieke vrouw naar het relikwie en vroeg of de vrouw weer gezond zou worden, als het inderdaad een overblijfsel van Hiëronymus was. Dat gebeurde ook.
  • In het klooster van Boulancourt werden de hoofden van Geloof, Hoop en Liefde gehuisvest. Soms legde Ascelina ze op het altaar en bracht de nacht in gebed door voor deze relikwieën.
  • Ascelina wist de datum van haar dood een jaar van tevoren. En toen het moment naderde, was ze zo blij dat haar zusters haar vroegen waar al die stralende vreugde vandaan kwam. 'Wie zou er niet blij zijn om tot God te gaan?' antwoordde ze. 'Wie zou er niet blij zijn om ellende te verlaten om eeuwig geluk te genieten? God bezitten is ware tevredenheid.'
    Ascelina stierf in 1195 op Eerste Pinksterdag (in dat jaar op 18 mei) op 74-jarige leeftijd, aldus tenslotte Gossuinus.


Haar kerkelijke feestdag is op 18 mei of 23 augustus.
Toen het klooster Place des Dames de Boulancourt verdween, werden haar relikwieën overgebracht naar het mannenklooster, samen met die van Gossuinus. Tijdens de Franse Revolutie verdween alles, behalve enkele relikwieën die in 1825 in de kerk van Wassy terechtkwamen. Er was een aan Ascelina gewijde kapel in Boulancourt waarnaar tot ongeveer 1882 een bedevaart werd gehouden.
2016 Paul Verheijen / Nijmegen