Daarna werd Jezus door de Geest meegevoerd naar de woestijn om door de duivel op de proef gesteld te worden. Nadat Hij veertig dagen en veertig nachten had gevast, had Hij grote honger. Toen kwam de beproever naar Hem toe en zei: ‘Als U de Zoon van God bent, beveel die stenen dan in broden te veranderen.’ Maar Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Er staat geschreven: “De mens leeft niet van brood alleen, maar van ieder woord dat klinkt uit de mond van God.”’ Vervolgens nam de duivel Hem mee naar de heilige stad, zette Hem op het hoogste punt van de tempel en zei tegen Hem: ‘Als U de Zoon van God bent, spring dan naar beneden. Want er staat geschreven: “Zijn engelen zal Hij opdracht geven om U op hun handen te dragen, zodat U uw voet niet zult stoten aan een steen.”’ Jezus antwoordde: ‘Er staat ook geschreven: “Stel de Heer, uw God, niet op de proef.”’ De duivel nam Hem opnieuw mee, nu naar een zeer hoge berg. Hij toonde Hem alle koninkrijken van de wereld in al hun pracht en zei: ‘Dit alles zal ik U geven als U zich voor mij neerwerpt en mij aanbidt.’ Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Ga weg, Satan! Want er staat geschreven: “Aanbid de Heer, uw God, vereer alleen Hem.”’ Daarna liet de duivel Hem met rust, en meteen kwamen er engelen om Hem te dienen.
(Mt 4,1-11)
Meteen daarna dreef de Geest Hem de woestijn in. Veertig dagen bleef Hij in de woestijn, waar Hij door Satan op de proef werd gesteld. Hij leefde er te midden van de wilde dieren, en engelen dienden Hem.
(Mc 1,12-13)
Vervuld van de heilige Geest trok Jezus weg van de Jordaan. Hij werd door de Geest naar de woestijn geleid, waar Hij veertig dagen bleef en door de duivel op de proef gesteld werd. Al die tijd at Hij niets, en toen de veertig dagen verstreken waren, had Hij grote honger. De duivel zei tegen Hem: ‘Als U de Zoon van God bent, beveel die steen dan in een brood te veranderen.’ Maar Jezus antwoordde: ‘Er staat geschreven: “De mens leeft niet van brood alleen.”’ Toen bracht de duivel Hem naar een hooggelegen plaats en liet Hem in één ogenblik alle koninkrijken van de wereld zien. De duivel zei tegen Hem: ‘Ik geef U de macht over dat alles en ook de roem die ermee gepaard gaat, want ik kan daarover beschikken en ik geef het aan wie ik wil; als U in aanbidding voor mij neervalt, zal dat allemaal van U zijn.’ Maar Jezus antwoordde: ‘Er staat geschreven: “Aanbid de Heer, uw God, vereer alleen Hem.”’ De duivel bracht Jezus naar Jeruzalem, zette Hem op het hoogste punt van de tempel en zei tegen Hem: ‘Als U de Zoon van God bent, spring dan naar beneden. Want er staat geschreven: “Zijn engelen zal Hij opdracht geven om over U te waken.” En ook: “Op hun handen zullen zij U dragen, zodat U uw voet niet zult stoten aan een steen.”’ Maar Jezus antwoordde: ‘Er is gezegd: “Stel de Heer, uw God, niet op de proef.”’ Toen de duivel Jezus aan al deze beproevingen had onderworpen, ging hij voor een tijd bij Hem vandaan.
(Lc 4,1-13)
Kanttekeningen
Van de drie synoptici geeft Marcus een sobere versie van de beproeving van Jezus door de duivel. Hij noemt geen concrete verzoekingen. De plaatsing door Marcus van Jezus in 'de woestijn' en vooral 'te midden van de wilde dieren' wordt vaak gezien als een bewust contrast tegenover de verzoeking van Adam in het paradijs. Volgens een laat-joodse traditie werd Adam ook door engelen gevoed. Terwijl Adam zwichtte voor de verzoeking, de zondeval, weerstond Jezus deze en is dus de 'Nieuwe Adam', die de schuld van de eerste verlost.
Lucas en Matteüs geven een uitgebreider verhaal, maar hebben een van elkaar verschillende volgorde van de drie beproevingen. Het ligt daarom voor de hand te veronderstellen dat het hier niet gaat om een historische, maar om een literaire gebeurtenis, die ook parallellen kent in de wereldliteratuur. In de Boeddhalegende bijvoorbeeld wordt Boeddha getest door Mara, de vorst van het zingenot.
Het verzoekingsverhaal ontbreekt in het Evangelie volgens Johannes, maar bepaalde passages hebben parallellen en grijpen mogelijk op dit verhaal terug:
Van stenen brood maken: Johannes 6,26 en 31
Van de tempel springen: Johannes 2,18-22
Koninkrijken van de Wereld: Johannes 6,15
De versie van Matteüs
Het verhaal vormt het middelste tafereel van een soort drieluik: doop (3,13-17) en eerste optreden naar buiten (4,12-17) completeren het bekoringsverhaal. Men omschrijft het literaire genre van de panelen van dit drieluik en zeker dat van de drie bekoringsta¬ferelen als haggadische midrasj, een exegetisch commentaar op het Eerste Testament. Jezus pareert de bijbelbehendige tegenspeler met eigen wapens: beiden zijn schriftgeleerden. Het drieluik suggereert een parallel met doortocht (doop), woestijn (beproeving) en beloofde land (eerste optreden). De woestijn is bij Matteüs het gebied waar Johannes de Doper predikt. Het is de plaats van charismatische figuren. Ook hier zijn er parallellen met buiten-bijbelse verhalen, bijvoorbeeld de Boeddhalegende: Boeddha leidt een tijdlang een ascetisch leven in de woestijn.
In de herinne¬ring van Israël leeft de woestijn echter allereerst voort als de plaats waardoorheen het joodse volk een tocht van 40 (!) jaar maakte en door JHWH op de proef gesteld werd om de gezindheid te leren kennen: Hij wilde zien of ge zijn geboden zoudt onderhouden of niet (Deuteronomium 8,2). De woestijn is de plaats van de ontmoeting tussen het volk en de aanklager (Grieks: diabolos / Nederlands:duivel / Hebreeuws: satan). De beproevingen lopen bij Matteüs uit op een climax (een zeer hoge berg) en ze roepen de drie grote beproevingen van Israël op in de woestijn:
Deuteronomium 8,3: vraag om voedsel
Deuteronomium 6,16: God op de proef stellen
Deuteronomium 6,13: afgoden vereren
Op deze manier beschrijft Matteüs opnieuw een parallel tussen het Israël van de woestijntocht en Jezus als grondlegger en exponent van het nieuwe Israël. Matteüs stelt Jezus voor als de nieuwe Mozes. Jezus antwoordt met teksten uit de tweede rede van Mozes (Deuteronomium 4,44 - 11,31) en gelijk Mozes vast hij 40 dagen en 40 nachten (Exodus 34,28 en Deuteronomium 9,9.18). Deze vergelijking kan evenzeer gemaakt worden met de profeet Elia, die een tocht van 40 dagen en nachten onderneemt zonder te eten (1 Koningen 19,8). Jezus wordt in de vier evangelies zeven keer met Elia vergeleken. De zeer hoge berg tenslotte herinnert aan Mozes op de Nebo, vanwaar hij het beloofde land kon zien (Deuteronomium 34,1-4). Het oude Israël bezweek aan de beproeving, het nieuwe Israël -gepersonifieerd in Jezus- doorstaat ze zegevierend. Engelen komen Jezus hun diensten bewijzen. Het levensverhaal van Jezus kan beginnen.
De versie van Lucas
De visie van Lucas komt het sterkst naar voren in de beproeving die hij als laatste, dus zwaarste, verhaalt. Lucas schrijft in zijn evangelie dat Jezus een reis maakt van het noorden, Galilea, naar het zuiden, Jeruzalem. Jeruzalem kent in Jezus' leven een positief en een negatief aspect, namelijk zijn intocht, verrijzenis en hemelvaart tegenover zijn dood. Vóórdat Jezus' openbare optreden begint, maakt Lucas eveneens melding van een reis van noord naar zuid, en wel vier keer. Ze zijn alle vier de literaire aankondiging van de tocht van Galilea naar Jeruzalem die Jezus gaat maken. Zowel het negatieve als positieve aspect van Jeruzalem (of het zuiden) komen er al in naar voren.
De eerste tocht is de reis van Maria naar bloedverwante Elisabet (van Nazaret naar een stad in Judea)
De tweede reis volgt in het geboorteverhaal waarin Jozef en Maria zich begeven van Naza-ret naar Betlehem
De derde tocht is de pelgrimage op twaalfjarige leeftijd van Nazaret naar Jeruzalem
De vierde tenslotte is de derde beproeving, die zowel het positieve als negatieve aspect van de reis naar Jeruzalem kent
Jezus is vervuld van de heilige Geest, schrijft Lucas, en hij gaat weg van de Jordaan. Eenmaal vervuld van die geest wordt hij onmiddellijk bekoord. Geest en beproeving worden in één adem met elkaar verbonden. Vervuld worden van de geest, doet blijkbaar iets met je.
De beproever wordt door Lucas in het Grieks aangeduid met diabolos, equivalent van het Hebreeuwse satan. Letterlijk wordt met die term een aanklager aangeduid, die aanklaagt op een lasterende wijze, een lasteraar dus. Deze figuur voert Jezus - na twee mislukte pogingen hem in bekoring te brengen - ten slotte naar de enige plaats, waar de vrome jood de dienst der aanbidding in volle omvang verrichten kan: de tempel in Jeruzalem. Tweemaal heeft Jezus de diabolos teruggewezen met een schriftwoord. Bij de tweede beproeving beklemtoonde Jezus het aanbidden van God. De diabolos zal zijn laatste troef op dit punt uitspelen. Ook hij gaat zich bedienen van een schriftwoord. Jezus wordt met eigen wapens bestreden en wordt in zijn wezen aangevallen: als Gij de Zoon van God zijt..
Zo wordt in Jeruzalem, nog voordat Jezus zijn tocht door het joodse land begonnen is, in principe de strijd tussen goed en kwaad uitgevochten. Door te verklaren dat de diabolos Jezus voor een bepaalde tijd met rust liet, geeft Lucas te kennen dat de eerste overwinning voor Jezus is, maar tevens laat hij daarmee doorschemeren, dat Jezus' leven voortdurend zal staan in het teken van het bestrijden van diabolische machten.