HorrorkerkGewijd aan Stefanus mag deze kerk om twee redenen bijzonder genoemd worden.
Toen in het jaar 410 de Visigoten Rome binnenvielen, werd de hele buurt met de grond gelijk gemaakt. Op de ruïnes van de voormalige kazerne werd halverwege de 5de eeuw begonnen met de bouw van een monumentale kerk, één van de laatste grote bouwwerken van de Romeinse oudheid. De kerk werd ingewijd door Simplicius (paus van 468 tot 483; feestdag 2 maart). De ronde vorm van de kerk is vermoedelijk geïnspireerd op de eerste Heilige Grafkerk in Jeruzalem die honderd jaar eerder werd gebouwd. De kerk bestond oorspronkelijk uit een rond middengedeelte, omgeven door twee cirkelvormige beuken. De buitenste rondbeuk was voorzien van vier ruime zijkapellen die diametraal tegenover elkaar stonden zodat uiteindelijk een kruisvorm ontstond. Rond het midden van de 7e eeuw werden twee andere martelaren, Primus en Felicianus, overgebracht naar de kerk. Dit waren meteen de eerste relikwieën die vanuit catacomben buiten de stad binnen de stadsmuren werden gebracht. Tot op dat moment was het bij wet verboden om doden binnen de stad te begraven. Aan beide heiligen is een aparte kapel gewijd. Voorbij de kapel begint een indrukwekkende maar bizarre frescocyclus bestaande uit 34 afzonderlijke taferelen, als het ware een horrorfilm van de meest gruwelijke martelingen die latere heiligen na Stefanus moesten ondergaan. Elke fresco toont meerdere terechtstellingen van verschillende martelaren. Met letters (A,B,C,D) en een bijhorende ‘legende’ (in Latijn en Italiaans) onder de afbeelding wordt aan de kijker duidelijk gemaakt welke martelscènes precies worden afgebeeld. Telkens wordt ook vermeld onder welke keizer de martelingen en terechtstellingen plaatsvonden. De bedoeling van deze expliciete, huiveringwekkende beelden was om de gelovigen aan te sporen een deugdzaam en godvruchtig leven te leiden als eerbetoon aan de heiligen die voor hun zielenheil een vreselijke marteldood waren gestorven. Deze strenge, belerende aanpak was typisch voor de Duitse Jezuïetenorde – het Collegium Germanicum et Hungaricum – aan wie het beheer van de kerk had toevertrouwd. De meningen over de fresco’s zijn verdeeld. Filippus Neri was in de wolken over de fresco’s. Latere religieuze autoriteiten hadden echter hun bedenkingen bij de vele gruwel en overwogen zelfs de fresco’s te laten overschilderen, maar dat is nooit gebeurd. |
2016 Paul Verheijen / Nijmegen |