Twee broers?![]() De Legenda Aurea vertelt dat Johannes en Paulus primicerius en praepositus waren van Constantia, dochter van keizer Constantijn. Een primicerius was de leider van een administratieve afdeling. De term komt van het Latijnse primus, eerste en cera, was, en verwijst naar de oorspronkelijke functie van het bijhouden van namen van belangrijke personen op wastafeltjes. In combinatie met de tweede titel is duidelijk dat het twee vooraanstaande mannen waren aan het hof. Na de dood van Constantia erfden zij haar geld en gaven dat aan de armen. Toen Julianus de Afvallige keizer werd nodigde hij beide broers uit ook tot zijn vertrouwelingen en huisgenoten toe te treden. Zij weigerden dat omdat Julianus zijn oude geloof weer was gaan aanhangen. Julianus gaf hun toen dagen bedenktijd en dreigde met een doodvonnis indien zij niet in dienst traden bij hem en niet aan Jupiter zouden offeren. De tien dagen gebruikten ze echter om de rest van hun vermogen aan de armen uit te delen. Julianus hoorde daarvan en stuurde zijn dienaar Terentianus op hen af die het volgende beval: 'Onze heer Julianus heeft u een gouden beeldje van Jupiter gezonden voor wie u wierook moet branden. Anders zult u allebei tegelijk moeten sterven.' De heiligen zeiden tegen hem: 'Als Julianus uw heer is: leef in vrede met hem. Wij hebben geen andere heer dan de Heer Jezus Christus.' Toen liet Terentianus hen in het geheim onthoofden en in hun huis in een kuil begraven, terwijl hij het gerucht verspreidde dat ze in ballingschap waren gestuurd. Daarna werd zijn zoon door een demon gegrepen en begon in het huis te schreeuwen dat hij door een demon werd gekweld. Toen Terentianus dat zag, bekende hij zijn misdrijf en werd christen. Hij schreef het verslag van de marteldood van de heiligen. Zijn zoon werd van zijn bezetenheid verlost. De martelaren stierven omstreeks het jaar des Heren 364.De rooms-katholieke kerk herdenkt op 26 juni de twee broers als volgt: Te Rome op de Monte Celio de heilige martelaren Johannes en Paulus, gebroeders. De een was hofmeester, de andere eerste kamerheer van de maagd Constantia, de dochter van keizer Constantinus. Later onder Julianus de Afvallige hebben zij beiden de palm van het martelaarschap door de dood met het zwaard verworven. |
TitelkerkIn Rome staat op de Mons Coelius een titelkerk die achtereenvolgens de namen had van Bizantius, daarna van Pammachius. Vanaf de zesde eeuw heet zij de basiliek van Santi Giovanni e Paolo.In 1588 werden de relieken van Johannes en Paulus uit de crypte weggenomen en in de bovenkerk geplaatst en tenslotte in 1725 in een porfieren urn bijgezet. Oorspronkelijk was het gebouw dus het huis van Bizantius, een welgestelde christen, die er in tijden van vervolgingen christenen liet bijeenkomen. Dankzij opgravingen in 1887 kon men de ondergrond van deze kerk onderzoeken, waarbij men de vertrekken van het oude Romeinse huis terugvond, de confessio, de reliekbewaarplaats, de absis die Pammachius tegen het eind van de vierde eeuw had toegevoegd en fresco's uit de vijfde eeuw. |
Serie gruwelijke fresco's![]() De fresco's zijn geschilderd door Niccolò Cirgignani, bijgenaam Il Pomarancio, en Matteo da Siena. In de fresco's zijn letters aangebracht die verwijzen naar het Latijnse onderschrift erbij. Op deze wijze kan er geen misverstand bestaan welke martelaren er zijn afgebeeld. Het opschrift boven het hier afgebeelde dertigste fresco is een citaat uit de Latijnse Vulgaatvertaling van 1 Korintiërs 15:54-55 dat voluit luidt: CUM AUTEM MORTALE HOC INDUERIT IMMORTALITATEM, TUNC FIET SERMO QUI SCRIPTUS EST: ABSORPTA EST MORS IN VICTORIA [En wanneer dit vergankelijke lichaam is bekleed met het onvergankelijke, dit sterfelijke met het onsterfelijke, zal wat geschreven staat in vervulling gaan: ‘De dood is verslonden en overwonnen.] Het onderschrift bij het fresco luidt: IULIANO APOSTATA IMP. A. IOANNES ET PAULUS ET BIBIANA VIRGO INTERFICIUNTVR B. ARTEMIUS SAXO A LAPICIDA DISSECTO INCLUSUS OPPRIMITUR C. PIGMENIUS IN TIBERIM PRECIPITATUR D. ALIJ ALIJS CRUCIATIBUS SUPPLICIJSQUE MACTANTUR VALENTE IMP. HAERETICO E. OCTOGINA ECCLESIASTICI IN ORDINIS VIVI IN NAVIM IMPOSITI ALTUM DEVECTI CONCREMANTUR [Onder keizer Julianus de Afvallige A. werden Johannes, Paulus en de maagd Bibiana vermoord B. werd Artemius door twee stenen verwond C. werd Pigmenius in de Tiber geworpen D. werden anderen onder verschillende folteringen onder keizer Valens gedood E. werden tachtig christenen van de kerk op een schip verscheept en op volle zee verbrand] Op de voorgrond (A) liggen de onthoofde lijken van Johannes en Paulus naast Bibiana, wier nek gewond is. Daarachter (B) zien we het tafereel van Artemius die tussen twee molenstenen wordt geplet, zijn ogen en ingewanden barsten. Rechts (C), achter twee liggende figuren, wordt Pigmenius (feestdag 24 maart = Epigmenius?) door een soldaat de rivier ingeduwd en links (D) zijn de opgestapelde, levenloze lichamen van enkele christenen geschilderd. Geheel op de achtergrond (E) doemt een lieflijk landschap op met een rivier, een stad en een baai waar een schip tachtig martelaren vervoert die in brand worden gestoken. |
Niccolò Cicignani ('Il Pomarancio') (1520-1597)
& Matteo da Siena (1533-1588) Martelaarschap van Johannes, Paulus, Artemius, Pigmentus, Bibiana uit 80 priesters en anderen (1582) Fresco Rome - Santo Stefano Rotondo |
2016 Paul Verheijen / Nijmegen |