Synopsis
|
||||||
Kanttekeningen bij het verhaalDe Latijnse titel Transfiguratie, gedaanteverandering, staat voor een verhaal dat niet te vinden is in het Evangelie volgens Johannes, maar wel in de drie overige, zogenaamde synoptische Evangelies (zie boven). De verschillen in deze drie verhalen zijn gering.Geen daarvan noemt de naam van de (hoge) berg. Met dit soort vage aanduidingen wist de traditie geen raad: de naam van de berg werd 'ingevuld' met de berg Tabor, zo ook het Roomse Martelaarsboek dat de Transfiguratie herdenkt op 6 augustus. Het gebod van Jezus over het voorval te zwijgen geldt bij Matteüs en Marcus totdat de Mensenzoon uit de dood zou zijn verrezen. Bij Lucas is het zwijgen een vrijwillige beslissing van de drie leerlingen en hij rept alleen vaag over in die tijd. Hebben de drie leerlingen het zwijggebod voor Lucas aan hun laars gelapt? Hij weet de gedaanteverandering immers precies te beschrijven. De Legenda Aurea heeft daarvoor een oplossing (zie onder). De versie van Matteüs Ook Matteüs begint met een tijdsaanduiding: zes dagen later. Het verwijst ongetwijfeld naar Mozes die zes dagen op de berg Sinaï vertoefde, voordat JHWH vanuit een wolk tot hem sprak (Exodus 24,16). Maar de tijdsbepaling legt tevens een verband met de lijdensvoorspelling. Lijden en verheerlijking zijn niet te scheiden. Verheerlijking maakt ook nu nog bij velen deel uit van een rouwproces na het verlies van een dierbare. De uitdrukking ‘over de doden niets dan goed’ is er de weerslag van. Op die manier wordt heel gemaakt wat er tijdens het leven mogelijk aan gebrokenheid is geweest. De ‘gedaanteverandering’ van Jezus is dan ook beter te begrijpen als een ‘gedaanteverandering’ van de leerlingen. Hadden zij van Jezus verwacht dat hij als Mozes de godvijandige onderdrukkers met één handgebaar zou vernietigen of als Elia de Baälpriesters zou laten afslachten? En verklaart deze wens het optreden van beide profeten? Matteüs beschrijft de transfiguratie als een mystieke ervaring, een visioen, alsof hijzelf moeite heeft het gebeuren als een historisch feit te presenteren. Het Griekse woord voor visioen, horama, komt alleen hier in het evangelie van Matteüs voor en verder nog in de Handelingen van de Apostelen bij de beschrijving van visioenen van Mozes, Ananias, Paulus, Cornelius en Petrus. Het stemt tot nadenken dat het transfiguratieverhaal soms als exegetisch ‘bewijs’ is opgevoerd voor de stelling dat Jezus geen biologisch lichaam heeft gehad, maar slechts als personificatie of abstract gedragsmodel moet worden gezien. De transfiguratie wordt beschreven met traditionele beelden uit het Eerste Testament als hoge berg, wolk en tent / hut die in onze tijd hun betekenis hebben verloren. Het verhaal sluit nauw aan bij het boek Exodus over de inwijding van de Verbondstent (Exodus 40) en de gang van Mozes (met drie gezellen!) naar de berg Sinaï alwaar hij een ontmoeting heeft met JHWH waarna zijn gezicht straalt (Exodus 24 en 34). Voor een goed begrip lijkt het wenselijk de oude beelden te herleiden tot algemeen menselijke gevoelens die dan eventueel in nieuwe beelden kunnen worden vormgegeven. Om die reden lijkt het dan ook van geen enkel belang de ‘hoge’ berg van de transfiguratie geografisch te duiden. Sinds Origenes identificeert de Christelijke traditie de berg overigens met de Tabor, bekend als cultusplaats. Dat de Tabor niet een echt ‘hoge’ berg te noemen is en dat er zich in Jezus’ tijd een stad op bevond deert deze traditie geenszins. De wens van Petrus om drie tenten op te zetten verwijst mogelijk naar de vreugde bij het Loofhuttenfeest, maar plaatst het visioen tevens in een toneelmatige setting. Het Griekse woord skènè (scene) verwijst o.a. ook naar eenvoudige houten huisjes waar toneelspelers uit tevoorschijn kwamen om op te treden in hun acteursrol. In dat verband zouden we ons verhaal misschien kunnen bestempelen als ‘de rolwisseling van Jezus’. Matteüs’ beschrijving van Jezus als de eschatologische Mensenzoon is behalve op het boek Exodus eveneens geïnspireerd op het boek Daniël in de thema’s van de witte kleren en wederom het glanzende gelaat (alleen bij Matteüs), de verschijning van hemelse gezanten, de angst bij het horen van de goddelijke stem en het Messiaanse geheim. Het motief van het goddelijk welbehagen (ook alleen bij Matteüs terug te vinden) is eveneens apocalyptisch. Het evangelie van Matteüs stelt Jezus voor als de nieuwe Mozes, wetgever van het nieuwe Verbond en van het nieuwe Israël. Zijn leer wordt verdeeld in vijf redevoeringen, zoals de Tora van Mozes uit vijf boeken bestaat. Hij kan leermeester en nieuwe wetgever van de wereld worden omdat hij de eerste is geweest die zich onderworpen heeft aan de wet die hij zelf is komen brengen: een wet van liefde en zelfverloochening. Hij heeft het lijden en de dood in gehoorzaamheid aanvaard. Verrassend en openbarend is in het transfiguratieverhaal de hemel aanwezig. Petrus heeft Jezus beleden als Zoon van de levende God (Matteüs 16,13-20), maar ook God zelf heeft hem als zodanig aangeduid. Vanuit de hemel wordt de Zoon geproclameerd. De woorden over de Zoon klinken in gezelschap van Mozes en Elia. Zoals Mozes staat voor de Wet, staat Elia voor de Profeten. Mozes en Elia, Wet en Profeten zitten aan de rechter- en linkerzijde van deze verheerlijkte Zoon. Over Mozes, Elia en Jezus, over Wet, Profeten en Evangelie klinken net als bij Jezus’ doop (Matteüs 3,17): ‘dit is mijn geliefde Zoon in wie ik vreugde vind’ met een toevoeging uit Deuteronomium 18,15: ‘luister naar hem’. De versie van Lucas Het transfiguratieverhaal staat bij Lucas in het kader van de vraag naar Jezus' identiteit en zijn lijdensbestemming. In vergelijking met voorafgaande of volgende scènes in zijn evangelie, raken hemel en aarde hier elkaar. Er is sprake van licht, verblindend wit zelfs, waarop vervolgens een wolk toch weer duisternis brengt. De parallellen met het Eerste Testament liggen ook bij Lucas voor het oprapen. In vergelijking met dezelfde scène in de evangelies volgens Matteüs en Marcus valt op dat Lucas verhaalt dat Jezus de berg bestijgt om er te bidden. Bovendien weet hij te vermelden waarover het gesprek van Jezus met Mozes en Elia gaat: Jezus' heengaan, zijn exodus, wordt openbaar. Dat Lucas als alwetende schrijver bekend is met de identiteit van de twee met Jezus verschijnende mannen, mag geen verwondering wekken. Dat Petrus dit echter weet is wél verbazingwekkend. Waaraan zijn Mozes en Elia te herkennen? Heeft Mozes als vertegenwoordiger van de Torah, de Wet, de stenen tafelen bij zich? En draagt Elia als vertegenwoordiger van de profeten, misschien een schriftrol of ander attribuut? Of denken we dan teveel aan de traditionele, maar latere christelijke iconografie? Herkent Petrus de mannen op grond van hun gesprek met Jezus? En wat betekent de opmerking van Lucas dat Petrus niet wist wat hij zei, toen hij voorstelde drie (loof)hutten te bouwen? Jezus wordt gesterkt in het vooruitzicht van zijn lijden dat zich, volgens Gods plan, te Jeruzalem zal voltrekken. In Lucas' visie zal en moet in het godsdienstige middelpunt van Israel het heil voltrokken worden. De drie leerlingen vernemen over deze exodus echter niets: zij zijn intussen door slaap overmand. Is dit een aanwijzing dat het verhaal zich 's nachts afspeelt? De vrees van de leerlingen bij deze theofanie, godsopenbaring, zorgt ervoor dat zij zwijgen. |
||||||
Legenda AureaDe Legenda Aurea besteedt geen apart hoofdstuk aan de Transfiguratie, maar schrijft bij de bespreking van Sixtus II wel een bepaald ritueel.Op deze dag is het feest van de Gedaanteverandering van de Heer en in sommige kerken wordt dan het bloed van Christus geconsacreerd van nieuwe wijn, als men die kan vinden, of anders giet men tenminste een beetje sap van een rijpe druif in de kelk. Op deze dag worden ook de druiven gezegend en communiceert het volk. De reden hiervoor is dat de Heer op de dag van het laatste avondmaal tot zijn leerlingen sprak: 'Vanaf nu zal Ik niet meer drinken van deze vrucht van de wijnstok, totdat Ik haar nieuw zal drinken in het koninkrijk van mijn Vader. Deze gedaanteverandering van de Heer en de nieuwe wijn waarvan Hij sprak, zijn een beeld van de nieuwe heerlijkheid die Christus na zijn verrijzenis ontving. Daarom probeert men op deze dag van de Gedaanteverandering, die een beeld is van de verrijzenis, nieuwe wijn te gebruiken, niet omdat op deze dag, zoals sommigen zeggen, de gedaanteverandering plaatshad, maar omdat zij op deze dag door de apostelen is bekendgemaakt. Want, zo zegt men, de gedaanteverandering heeft plaatsgevonden aan het begin van de lente, maar de leerlingen hebben haar vanwege het verbod dat hun was opgelegd lange tijd geheimgehouden en op deze dag bekendgemaakt. Zo staat te lezen in het boek dat 'Mitrale' wordt genoemd. |
||||||
2016 Paul Verheijen / Nijmegen |