Paul Verheijen

FRANCESCO CAIRO

Christina

Welke Christina?

Op de heiligencanon staan acht vrouwen die Christina heten, en ook nog eens drie met de naamsvariant Christiana.
Zaligen:
  • Christina Mirabilis (1150-1224; 24 juli)
  • Christina van Stommeln (1242-1312; 6 november)
  • Christina Ebner (1277-1356; 27 december)
  • Christiana Oringa van het Kruis (1310; 4 januari)
  • Christina van Hamm (15e eeuw; 22 juni)
  • Christina van Spoleto (1435-1458; 13 februari)
Heiligen:
  • Christina van Tyrus (±300?; 24 juli; zie onder)
  • Christina van Bolsena (±304; 24 juli; zie onder)
  • Christiana van Georgië (±330; 15 december)
  • Christina van Perzië (4e eeuw; 13 maart)
  • Christiana van Dikkelvenne (8e eeuw?; 24 juli)

Bolsena en Tyrus

Het Roomse Martelaarsboek herdenkt op 24 juli slechts één Christina:
Te Tiro bij het Bolsanomeer in Toscane de heilige maagd Christina, martelares. Daar zij in Christus geloofde en de gouden en zilveren afgodsbeelden van haar vader had stuk geslagen en de stukken aan de armen uitgedeeld, werd zij op zijn bevel door geselslagen verscheurd en met nog andere pijnigingen zeer wreed gefolterd. Vervolgens werd zij met een grote zware steen samengebonden en in het meer geworpen, maar door een engel daaruit gered. Daarna verdroeg zij onder een andere rechter, die haar vader was opgevolgd, nog wrede folteringen, maar bleef standvastig. Uiteindelijk, nadat zij onder de landvoogd Julianus in een gloeiende oven was geworpen, waarin zij vijf dagen lang ongedeerd bleef en met slangen had moeten strijden, waarvan zij met Gods hulp bevrijd werd, heeft men haar de tong afgesneden en met pijlen doorboord, waardoor zij haar martelaarschap voltooide.
Het Martelaarsboek volgt hier hoofdstuk 94 van de Legenda Aurea. De Voragine verwart Tyrus in Libanon met Tiro aan het Meer van Bolsano. En die plaats neemt het Martelaarsboek over.
De lotgevallen van Christina lijken ontleend aan legendes over het lijden van andere jonge maagd-martelaressen (zie onder). Ze is standvastig in haar geloof in Christus. Ze heet niet voor niets Christina. Haar boosaardige vader heette volgens De Voragine Urbanus en was rechter. Hij liet haar na veel folteringen in een kerker opsluiten om haar de volgende dag te onthoofden, maar 's nachts werd hij dood aangetroffen. Zijn opvolger Dius liet een ijzeren wieg vol met gloeiende kolen, hars en pek klaarmaken en Christina daarin werpen. Vier mannen moesten die wieg schommelen om haar vlugger te laten verteren. Vervolgens werd ze naakt door de stad naar de tempel van Apollo gevoerd. Christina sprak het beeld gebiedend toe. Het zakte in elkaar en er bleef alleen stof over. Dius schrok hevig en ook hij gaf de geest.
Dan volgt uiteindelijk haar marteldood:
Zijn opvolger was Julianus. Hij liet een vuuroven heet stoken en Christina daarin werpen. Vijf dagen lang bleef zij daar, terwijl zij zong en wandelde met de engelen en zonder dat haar iets overkwam. Toen Julianus dit hoorde, schreef hij het toe aan toverij. Hij liet twee gifslangen, twee adders en twee cobra's op haar los. Maar de adders likten haar voeten, de gifslangen hingen aan haar borsten zonder haar kwaad te doen, de cobra's kronkelden om haar hals en likten haar zweet op. Julianus zei tegen de slangenbezweerder: 'Jij bent toch ook tovenaar? Hits dan die beesten op!' Maar toen die dat deed, vielen de slangen op hem aan en doodden hem. Daarop sprak Christina de slangen met gezag toe, deed ze naar een verlaten plek gaan en wekte de dode man weer tot leven. Toen gebood Julianus haar borsten af te snijden; in plaats van bloed vloeide er melk uit. Vervolgens liet hij haar tong afsnijden. Maar Christina had haar spraak niet verloren. Zij pakte het stuk tong en smeet het Julianus in zijn gezicht. Ze trof zijn oog en maakte het blind. In toorn ontstoken schoot Julianus twee pijlen af op haar hart en een op haar zijde. Dodelijk getroffen gaf zij haar geest over aan God, omstreeks het jaar des Heren 287 onder Diocletianus.
Haar lichaam rust in een vesting die Bolsena heet, tussen Orvieto en Viterbo. Tyrus, dat bij die vesting lag, is tot de grond toe verwoest.

(Legenda Aurea 94, 52-63)
Rond haar graf in Bolsena werd rond 400 een catacombe aangelegd.
In 1880 werd zeer opmerkelijk haar graf gevonden in Palermo op Sicilië, blijkbaar is ze dus ooit verplaatst. Het ging hier om de resten van een tienermeisje.
Gezien haar foltering met een molensteen werd Christina schutspatrones van molenaars. En door haar marteldood - doorboord met pijlen - werd ze dat ook van boogschutters.

Berusting

Het schilderij van Francesco Cairo laat de vele bloederige details van haar martelingen achterwege en concentreert zich op slechts één wond onder de hals, veroorzaakt door de pijl die ze in haar hand houdt (vergelijk Ursula van Keulen).
Haar opengehouden rechterhand lijkt te willen zeggen dat ze berust in haar martelaarschap.
Francesco Cairo (1607-1665)
Santa Cristina (1637-40)
Olieverf op doek, 72 x 90 cm
Milaan - Castello Sforzesca, Civiche Raccolte d'Arte
2016 Paul Verheijen / Nijmegen