Paul Verheijen

URSULA

Elfduizend maagden

Roomse Martelaarsboek - XI M - Legenda Aurea - Gezellinnen

Roomse Martelaarsboek

Op 21 oktober:
Te Keulen de geboorte van de heiligen Ursula en haar gezellinnen. Zij werden om het christengeloof en hun standvastigheid om de maagdelijke zuiverheid te bewaren, door de Hunnen gedood en eindigden hun leven als martelaressen. Hun lichamen werden in groten getale te Keulen begraven.

XI M

In de 8e eeuw werden in Keulen op een oud christelijk kerkhof de stoffelijke resten gevonden van jonge vrouwen.
Op een inscriptie bij deze overblijfselen stond de naam Ursula XI M.
Hoe moeten deze drie letters gelezen worden?
11 (jaar?) / Martelaar / Meisje / Maagd?
Twee eeuwen later wordt een Passio geschreven, gebaseerd op deze vondst.
'XI M' achter de naam Ursula werd gelezen als het Romeinse cijfer 1000 en zo ontstond de legende van Ursula en haar elfduizend maagden.

De legende van Ursula wordt vrijwel geheel als fictief beschouwd en in 1969 is zij geschrapt van de heiligenlijst.
Inmiddels had de heilige Angela de Merici in 1536 een gezelschap van maagden gesticht voor zendingswerk en onderwijs dat zij naar Ursula de naam Ordo Sanctae Ursulae (O.S.U.) gaf, meer bekend als de Ursulinen.

Legenda Aurea

De marteldood van de elfduizend maagden gebeurde als volgt. In Brittannië leefde een allerchristelijkste koning, Notus of Maurus genaamd, die een dochter had met de naam Ursula. Zij onderscheidde zich door een buitengewone eerbaarheid, wijsheid en schoonheid, zozeer dat haar faam zich wijd en zijd verspreidde. De koning van Engeland, een machtig vorst, die vele volkeren aan zijn heerschappij had onderworpen, hoorde van de faam van deze jonkvrouw en verklaarde dat hij volmaakt gelukkig zou zijn als dit meisje uitgehuwelijkt zou worden aan zijn eniggeboren zoon. Ook de jongeman kon aan niets anders meer denken. Ze stuurden dus officiële gezanten naar de vader van de jonkvrouw, waarbij ze aan grote beloften en vleiende woorden zware dreigementen toevoegden voor het geval de gezanten met lege handen naar hun heer zouden terugkeren. De koning werd zeer ongerust. Hij vond het niet gepast een meisje dat getooid was met het geloof in Christus uit te leveren aan een afgodendienaar, hij wist dat zij er in geen geval mee zou instemmen, en hij was zeer beducht voor de woestheid van de koning. Maar zijn dochter, van Godswege verlicht, raadde haar vader aan het verzoek van de koning in te willigen, echter op de volgende voorwaarde: de koning, samen mnet haar vader, moest haar tien uitgelezen maagden geven om haar tot steun te zijn; hij moest zowel haar als haar gezellinnen elk duizend maagden toewijzen; ze moesten elf galeien in gereedheid brengen en haar een uitstel van drie jaar toestaan om zich aan haar maagdelijkheid te wijden; de jongeman moest zich laten dopen en zich in die drie jaar laten onderrichten in het geloof- een slim advies, waarmee zij beoogde ofwel de jongeman door de moeilijkheid van de gestelde voorwaarde van zijn plan af te brengen of tenminste een gunstige gelegenheid te hebben om al deze maagden samen met haarzelf aan God te wijden.
(Legenda Aurea 154,1-8)
Zo begint het relaas van Jacobus de Voragine over Ursula dat moeilijk leesbaar is gezien de vele namen die er verder genoemd worden.
De koningszoon - pas in vers 32 lezen we dat hij Ethereüs heet - gaat akkoord met Ursula’s eis.
Het enorme gezelschap maagden zeilt via Gallia naar Keulen.
Aldaar aangekomen krijgt Ursula van een engel te horen dat alle maagden in deze stad als martelaar zullen sterven.
Ze reizen verder naar Basel en vanaf hier te voet naar Rome, waar ze worden onthaald door de Engelse paus Cyriacus.*
Twee Romeinse legeraanvoerders zijn bang dat het christendom te groot gaat worden en zij verzoeken hun familielid Julius, die vorst is van de Hunnen, met zijn leger de maagden te vermoorden zodra zij in Keulen zijn.
Op de terugreis sluiten zich bisschoppen met hun familieleden aan en blijkt Keulen in bezit te zijn genomen door de Hunnen.
Ze gingen quasi lupi saevientes in oves), 'als wolven onder schapen tekeer', en vermoorden ze allemaal tot ze bij Ursula zijn beland.
De vorst der Hunnen ziet haar grote schoonheid en wil haar tot vrouw nemen.
Maar toen zij dit onverbiddelijk afwees en hij zich afgewezen zag, richtte hij zijn pijl en doorboorde haar. Zo voltooide ze haar martelaarschap.
(Legenda Aurea 154,40)
Aansluitend komt De Voragine dan met een opmerkelijk detail over een van de andere maagden die blijkbaar haar eigen feestdag op de liturgische kalender kon bepalen:
Een van de maagden, Cordula, was zo bang dat ze zich 's nachts in het schip verborgen hield, maar de volgende morgen bood ze zich uit vrije wil aan om gedood te worden en ontving de martelaarskroon. Aangezien er voor haar geen feest kwam omdat ze niet samen met de anderen de marteldood gestorven was, verscheen ze geruime tijd later aan een kluizenares en gaf opdracht dat er op de dag na het feest van de maagden ook voor haar een feest gevierd moest worden.
(Legenda Aurea 154,41-42)
Die feestdag voor Cordula is bijgevolg op 22 oktober.
Opvallend om te lezen dat De Voragine - die meestal naar huidige maatstaven een loopje neemt met historische feiten - meldt dat het martelaarschap van Ursula plaatsgevonden zou hebben in 238, maar dat hij waagt dit te betwijfelen.
Hij plaats de pijldoorboring ruim twee eeuwen later onder keizer Marcianus in 452.
* Deze paus ontbreekt in de officiële pauslijst van het Annuario Pontificio en De Voragine weet dat ook blijkens vers 25

Gezellinnen

Als er elfduizend maagden in het gevolg van Ursula waren, is het niet onbegrijpelijk dat er - behalve de in de Legenda Aurea genoemde Cordula - nog meer namen worden ingevuld in de legendevorming. Ze kregen elk ook soms een eigen feestdag en fantastische namen als Undecimilia, 'de elfduizendste'.
  • Aurelia (21 oktober)
    Werd door de 'Drie Bethen' verzorgd (zie verder).
  • Auta (21 oktober)
    In 1517 werden haar relieken overgebracht naar het klooster Madre de Deus in het Portugese Xabregas.
  • Clementina (29 mei)
    Haar relieken worden in het Italiaanse Modena bewaard.
  • Cordula (22 oktober)
    Zie de Legenda Aurea hierboven. Vereerd in het Catalaanse Tortosa.
  • Cunegundes, Chrischona, Mechtundis en Wigbrandis
    Respectievelijk vereerd in Rapperswil, Basel en Eichsel.
  • Cunera van Rhenen (12 juni)
    Overleefde als enige het martelaarschap en werd hoofd van de 'heer van Rhenen'. Uit afgunst werd ze, inmiddels stokoud, met een hoofddoek door haar bazin gewurgd en in een paardenstal begraven. In 1580 werden haar relieken overgebracht naar Berlicum en Heeswijk. De wurgdoek bevindt zich in het Catharijeneconvent in Utrecht.
  • Martha en Saula (21 oktober)
    Worden 'Martelaressen van Keulen' genoemd en daarom maar gerekend tot de elfduizend maagden.
  • Odilia (18 juli)
    In 1287 brachten kruisheren de in Keulen vereerde relieken van Odilia naar hun klooster Clair-Lieu in Huy. Odilia is de patrones van de kruisheren en een door hen in Brabant gestichte plaats nabij Maashorst werd daarom Odiliapeel genoemd.
  • Sigillindis (30 augustus)
    De Acta Sanctorum noemen haar bij de zogenaamde praetermissi, 'de overgeslagenen', heiligen die verder niet besproken worden.
Over drie andere maagden, de 'Drie Bethen', uit het gezelschap van Ursula is een aparte legende ontstaan.
  • Einbeth
  • Earbeth
  • Wilbeth
Ze heten ook wel Aubet, Cubet en Quere/Guerre of nog tientallen andere varianten.
Zij zouden de groep niet helemaal terug naar Keulen hebben vergezeld, maar zijn gestopt op de weg in Straatsburg in de Elzas (nu in Frankrijk), gelegen aan de rivier de Ill, een zijrivier van de Rijn tussen Bazel en Keulen. Daar verzorgden ze Aurelia , die op sterven lag. Na de dood van Aurelia bleven ze in de stad en hielpen ze ouderen en zieken.

De cultus rond Einbeth is te traceren vanaf de 12e eeuw, en pas in de tweede helft van de 13e eeuw lijkt het alsof Earbeth en Wilbeth aan haar zijde verschenen. Vanwege de obscure oorsprong van deze groep is er gespeculeerd dat ze een heidense oorsprong hebben. De cultus verspreidde zich over Zuid-Duitsland en Oostenrijk met Zuid-Tirol (nu onderdeel van Italië).

Hun legende is er in vele varianten, maar ze zijn het er allemaal over eens dat het drie zussen waren. Sommige versies zeggen ook dat toen Wilbeth werd geboren, Einbeth dertien jaar oud was en Earbeth zes. Andere bronnen noemen ze weer prinsessen, weer andere dat ze behoorden tot een buitenlandse etnische groep, maar in tegenstelling tot de groep waren de zussen christenen. Nadat ze bij de Grote Volksverhuizing uit hun vaderland waren vertrokken, kwamen ze in Zuid-Tirol. Daar vroegen ze gastvrijheid in ruil voor hun diensten, maar de bewoners zaten hen achterna. Daarna gingen ze verder en kwamen uiteindelijk in het Italiaanse dorp Maranza. De weg was steil en moeilijk begaanbaar en in de brandende julizon stonden ze op het punt om te bezwijken. Toen ontsprong een bron uit de rots, en de kersenboom waaronder ze rustten, droeg vrucht. Op deze plek werd een kapel gebouwd, die eeuwenlang werd genoemd Jungfrauenrast, maar de kapel is later afgebroken. In Maranza vroegen de maagden opnieuw om gastvrijheid in ruil voor hun diensten, en hier accepteerden de inwoners de nieuwkomers graag en boden ze onderdak en voedsel aan. Ze werkten in de huizen en op de velden, kookten en weefden wol, wasten en leidden de dieren op de wei, ploegden de grond en maaiden gras met zeisen. Als het dorp in gevaar was, waren ze bereid het te verdedigen met wapens in de hand, en toen de vrede was hersteld, gingen ze weer aan het werk. Tussen werk en gebed door leerden ze de mensen het geloof, en velen werden christenen. De legendes kennen ook verschillende eindes: sommige versies zeggen dat ze in het dorp stierven, terwijl andere zeggen dat ze met Ursula naar Keulen reisden.

In de kerk in Maranza zijn ze afgebeeld met een pijl in de hand wat erop duidt dat zij ook de marteldood hebben moeten ondergaan. Hun eigen herdenkingsdag is op 16 september.
Afbeelding: De Drie Bethen - 1620 - Kapel Leutstetten (Opper-Beieren)
2016 Paul Verheijen / Nijmegen