Paul Verheijen

DOOP VAN DE KAMERLING

Het verhaal: Filippus en de Ethiopiër

Een engel van de Heer zei tegen Filippus: ‘Ga tegen de middag naar de verlaten weg van Jeruzalem naar Gaza.’ Filippus deed wat hem gezegd werd en ging naar die weg toe. Net op dat moment was daar een Ethiopiër, een eunuch, een hoge ambtenaar van de kandake, de koningin van Ethiopië, die belast was met het beheer van haar schatkist. Hij was in Jeruzalem geweest om daar God te aanbidden en zat nu op de terugweg in zijn reiswagen de profeet Jesaja te lezen. De Geest zei tegen Filippus: ‘Ga naar die man daar in de wagen.’ Filippus haastte zich naar hem toe en hoorde hem de profeet Jesaja lezen, waarop hij vroeg: ‘Begrijpt u ook wat u leest?’ De Ethiopiër antwoordde: ‘Hoe zou dat kunnen als niemand mij uitleg geeft?’ Hij nodigde Filippus uit om in te stappen en bij hem te komen zitten. Dit was het schriftgedeelte dat hij las: ‘Als een schaap werd Hij naar de slacht geleid; als een lam dat stil is bij zijn scheerder deed Hij zijn mond niet open. Hij werd vernederd en Hem werd geen recht gedaan, wie zal van zijn nakomelingen verhalen? Want op aarde leeft Hij niet meer.’ De eunuch vroeg aan Filippus: ‘Kunt u me zeggen over wie de profeet het heeft? Over zichzelf of over een ander?’ Daarop begon Filippus met hem te spreken over het evangelie van Jezus, waarbij hij deze schrifttekst als uitgangspunt nam. Onderweg kwamen ze bij een plaats waar water was, en de eunuch zei: ‘Kijk, water! Waarom zou ik niet gedoopt kunnen worden?’ Hij liet de wagen stilhouden en beiden liepen het water in, zowel Filippus als de eunuch, waarna Filippus hem doopte. Toen ze uit het water kwamen, greep de Geest van de Heer Filippus en nam hem mee, en de eunuch zag hem niet meer, maar vervolgde zijn weg vol vreugde. Filippus kwam terecht in Azotus; van daar reisde hij verder om in alle steden het evangelie te verkondigen, tot hij in Caesarea aankwam.
(Handelingen van de apostelen 8,26-40)

Reformatie

Bovenstaand verhaal van De doop van de kamerling door Filippus werd aanvankelijk zelden uitgebeeld behalve als bijbelillustratie. In de eerste helft van de 17de eeuw werd dit tafereel echter geregeld geschilderd. De belangstelling voor het thema houdt waarschijnlijk verband met de komst van de reformatie in ons land. De Bijbel en de uitleg daarvan in de preek achtte men even hoog als de sacramenten. Bovendien is de doop slechts zinvol na verkondiging en persoonlijk geloof. Bij de reformatie wordt de doop dan ook voorafgegaan door de woorddienst: eerst het geloof, dan het sacrament. In het verhaal van de kamerling vindt men deze volgorde terug.

De doop is een van de twee sacramenten die door het protestantisme in stand werden gehouden. Calvijn schreef in zijn commentaar op de Handelingen van de Apostelen dat men pas gedoopt kon worden als met het Woord van God kende en geloofde. De doop vond dan ook plaats in de buurt van de kansel, waar de Bijbel werd voorgelezen en uitgelegd. Maar ook het katholicisme had interesse in het thema. Het verhaal werd ingezet om te laten zien dat iedereen die zich tot het ware geloof wilde bekeren welkom was en gedoopt kon worden. De vraag is dan natuurlijk of het de schilders van dit thema veel had uitgemaakt of het schilderij terecht kwam bij een katholiek of een protestant.
2016 Paul Verheijen / Nijmegen