Paul Verheijen

DE EMMAÜSGANGERS

Reisverhaal - Kleopas - Anonieme leerling - Emmaüs

Reisverhaal



Diezelfde dag gingen twee van de leerlingen op weg naar Emmaüs, een dorp dat zestig stadie van Jeruzalem verwijderd ligt. Ze spraken met elkaar over alles wat er was voorgevallen. Terwijl ze zo met elkaar in gesprek waren, kwam Jezus zelf naar hen toe en liep met hen mee, maar hun blik werd vertroebeld, zodat ze Hem niet herkenden. Hij vroeg hun: ‘Waar lopen jullie toch over te praten?’ Daarop bleven ze somber gestemd staan. Een van hen, die Kleopas heette, antwoordde: ‘Bent U dan de enige vreemdeling in Jeruzalem die niet weet wat daar deze dagen gebeurd is?’ Jezus vroeg hun: ‘Wat dan?’ Ze antwoordden: ‘Wat er gebeurd is met Jezus van Nazaret, een machtig profeet in woord en daad in de ogen van God en van het hele volk. Onze hogepriesters en leiders hebben Hem ter dood laten veroordelen en laten kruisigen. Wij leefden in de hoop dat Hij degene was die Israël zou bevrijden, maar inmiddels is het de derde dag sinds dit alles gebeurd is. Bovendien hebben enkele vrouwen uit ons midden ons in verwarring gebracht. Toen ze vanmorgen vroeg naar het graf gingen, vonden ze zijn lichaam daar niet en ze kwamen vertellen dat er engelen aan hen waren verschenen, die zeiden dat Hij leeft. Een paar van ons zijn toen ook naar het graf gegaan en troffen het aan zoals de vrouwen hadden gezegd, maar Jezus zagen ze niet.’ Toen zei Hij tegen hen: ‘Hebben jullie dan zo weinig verstand en zijn jullie zo traag van begrip dat jullie niet geloven in alles wat de profeten gezegd hebben? Moest de messias al dat lijden niet ondergaan om zijn glorie binnen te gaan?’ Daarna verklaarde Hij hun wat er in al de Schriften over Hem geschreven stond, en Hij begon bij Mozes en de Profeten.
Ze naderden het dorp waarheen ze op weg waren. Jezus deed alsof Hij verder wilde reizen. Maar ze drongen er sterk bij Hem op aan om dat niet te doen en zeiden: ‘Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt ten einde.’ Hij ging met hen mee en bleef bij hen. Toen Hij met hen aanlag voor de maaltijd, nam Hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun. Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze Hem. Maar Hij werd onttrokken aan hun blik. Daarop zeiden ze tegen elkaar: ‘Brandde ons hart niet toen Hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons ontsloot?’ Ze stonden op en gingen meteen terug naar Jeruzalem, waar ze de elf en de anderen aantroffen, die tegen hen zeiden: ‘De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt en Hij is aan Simon verschenen!’ De twee leerlingen vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe Hij zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood.

(Lucas 24,13-35)




Zelfs bij een oppervlakkig lezen van de tekst (onder de knop hierboven) wordt duidelijk dat het hier om een reisverhaal gaat. Het verhaal staat bekend als De Emmaüsgangers. Lucas legt in zijn Evangelie en Handelingen van de Apostelen een voorliefde voor reizen aan de dag.

Het verhaal kent een grote tegenstelling: toen Jezus er was, herkenden de twee leerlingen hem niet - toen zij hem herkenden, was Jezus er niet.
De twee kennen de identiteit van hun metgezel lange tijd niet, maart voor zijn lezers maakt Lucas van meet af aan duidelijk dat de onbekende reisgenoot Jezus is. Dat schept een ironische verdubbeling. Wat de twee Emmaüsgangers zien, is wat anders dan wat wij lezen. Dit effect wordt versterkt doordat de twee aanvankelijk lijken te weten wat er gebeurd is en verbaasd veronderstellen ze dat hun derde reisgenoot de enige is die dat alles niet weet. Vervolgens krijgen ze uitgerekend van hem uitgelegd wat er echt gebeurd is. De uiteindelijke herkenning - bij het breken van het brood - wordt daardoor de climax van het verhaal.

Kleopas

In het Tweede Testament wordt slechts twee keer een man genoemd met de Semitische naam Kleopas of Klopas (='roem van zijn vader').
  • Hier is Kleopas (Latijn: Cleophas) een van de Emmaüsgangers.
  • De variantnaam zonder 'e' is Klopas (in het Latijn eveneens Cleophas) komt voor in verband met een van de Maria's die onder het kruis van Jezus stonden (Johannes 19,25): 'Maria van Klopas'. Slaat 'van' hier op haar man of op haar vader?
Is Kleopas en Klopas een en dezelfde man (zie Latijn 'Cleophas')?
De joods-christelijke schrijver Hegesippus (±110-180) beweerde zonder enig argument dat Cleophas een broer was van Jezus' vader Jozef en vader van de apostel Simon de Zeloot / IJveraar.
Soms wordt hij eveneens zonder enige grond gelijkgesteld met Alfeüs die door de Legenda Aurea wordt geplaatst in de zogenaamde Maagschap van Sint Anna.

Het Roomse Martelaarsboek herdenkt Kleopas op 25 september als volgt:
In het plaatsje Emmaüs de geboorte van Cleophas, een leerling van Christus. Men verhaalt, dat hij in het huis zelf, waarin hij voor de Heer de tafel bereid had, door de joden gedood werd, omdat hij voor Hem openlijk uitkwam, en dat hij, ofschoon begraven, in roemvolle gedachtenis voortleefde.

Anonieme leerling

Anonieme personen leiden tot speculaties. Zo is het ook met de tweede Emmaüsganger. Wie zou hier bedoeld kunnen zijn? Er zijn verschillende suggesties gedaan.
  • Lucas
    Hij is de enige evangelist die dit verhaal vertelt en hij kan het uit eigen ervaring weten. De naam van de vertellende ooggetuige is dan overbodig.
  • Simeon
    Een vroegchristelijke overlevering vertelt dat hij de zoon van Kleopas was en tot opvolger van Jakobus werd gekozen als leider van de gemeente in Jeruzalem.
  • Maria van Klopas
    Zijn de Emmaüsgangers een stel met een gezamenlijke woning, waar ze een gast uitnodigen? In dat geval komt de variantnaam Klopas in beeld (zie boven). Als Kleopas en Klopas een en dezelfde zijn kan Maria van Klopas de tweede Emmaüsganger zijn. Als zij haar man/vader onderweg vergezelde, is het niet nodig haar naam te vermelden.
  • Petrus
    Bij deze suggestie wordt geen enkel (tekst)bewijs gegeven.

Emmaüs

Het wordt niet duidelijk waarom Lucas de plaatsnaam Emmaüs nadrukkelijk noemt. Wil hij een zekere afstand tot Jeruzalem benadrukken? Zestig stadie klopt overigens niet met het aanwijsbare dorp dat vermeld wordt in 1 Makkabeeën 4,3. In de verschillende handschriften staat als afstand van Emmaüs tot Jeruzalem ofwel 60, dan wel 160 stadie genoemd (resp. circa 11 en 30 km).
Een ander vraag die in dat verband wordt opgeroepen is dat de Emmaüsgangers na de maaltijd (11 dan wel 30 km) 'meteen' (het Grieks schrijft letterlijk vertaald 'hetzelfde uur') naar Jeruzalem teruglopen. Vreemd, want ze zeggen zelf: 'het is bijna avond en de dag loopt ten einde'. Hebben die twee dan op de terugweg urenlang in het donker gelopen? De Griekse tekst schrijft: pros hesperan estin kekliken èdè hè hèmera. Hoe moet kekliken vertaald worden?
  • 'Het gaat naar de avond en de dag heeft zich reeds gewend'
    Wordt met 'wending' dan bedoeld dat de zon over haar hoogtepunt heen is? Dan gaat het dus over de tweede helft van de dag en betreft het eten in Emmaüs het middagmaal. Dan is een terugtocht naar Jeruzalem bij daglicht nog mogelijk.
  • 'Het gaat naar de avond en de dag heeft zinkt omlaag / valt / neigt (namelijk van de ondergande zon)'? Vergelijk de uitdrukking in Lucas 9,12: 'Toen de dag ten einde liep'. In dat geval is een onmiddellijke terugtocht naar Jeruzalem zeer onwaarschijnlijk.
Misschien is de reis Jeruzalem - Emmaüs vice versa door Lucas wel symbolisch bedoeld. Het gaan naar Emmaüs is de verkeerde richting van onbegrip over wat er met Jezus is gebeurd. De terugtocht naar Jeruzalem zou dan het geloof in Jezus' verrijzenis kunnen verbeelden.
2016 Paul Verheijen / Nijmegen