Paul Verheijen

PISANELLO

Eustachius van Rome

Legendarische mix

Het Roomse Martelaarsboek herdenkt Eustachius van Rome op 20 september als volgt:
Te Rome het lijden van de heilige martelaren Eustachius en zijn echtgenote Theopistis met hun beide zonen Agapitus en Theopistus. Onder keizer Hadrianus werden zij veroordeeld om voor de wilde dieren te worden geworpen; maar omdat zij door Gods beschikking in het geheel niet door dezen gedeerd werden, zijn zij in een gloeiende koperen os gesloten en stierven aldus als martelaar.
Het bekende visioen van het kruis met Christus dat Eustachius zag tijdens een hertenjacht wordt hier niet genoemd. De Legenda Aurea vertelt dat Eustachius eerst Placidus heette, legeraanvoerder was van keizer Trajanus en zeer ijverig was in het doen van de werken van barmhartigheid. Dan beschrijft Jacobus De Voragine in een zeer uitgebreid hoofdstuk het 'hertenvisioen' en de verdere lotgevallen van Eustachius.



Op een dag trof hij tijdens een jachtpartij een roedel herten. In hun midden zag hij een hert, mooier en groter dan de andere, dat zich losmaakte uit de groep en met grote sprongen dieper het bos inging. Terwijl de andere soldaten bezig waren met de overige herten, zette Placidus uit alle macht de achtervolging in van dit ene hert en probeerde het te vangen. Hij achtervolgde het met al zijn krachten, tot het hert ten slotte op een hoge rots klom. Placidus kwam dichterbij en overlegde bij zichzelf hoe hij het zou kunnen vangen. Maar toen hij aandachtiger naar het hert keek, zag hij tussen de geweitakken de figuur van het heilig kruis, stralender dan de glans van de zon, met het beeld van Jezus Christus, die hem door de mond van het hert, zoals eens door de ezelin van Balaäm, aldus toesprak: 'Placidus, waarom achtervolg je Mij? Omwille van jou ben Ik in dit dier aan jou verschenen. Ik ben Christus, die jij zonder het te weten vereert. Jouw aalmoezen zijn opgestegen voor mijn aangezicht en Ik ben gekomen om zelf door dit hert, waarop jij jacht maakte, jou te vangen.' Anderen zeggen dat het beeld van Christus dat in het hertengewei verscheen, zelf deze woorden uitsprak. Toen Placidus dit hoorde, schrok hij zo hevig dat hij van zijn paard tuimelde. Na een uur kwam hij weer bij, stond op van de grond en zei: 'Leg mij uit wat u zegt; dan zal ik in u geloven.'En Christus sprak: 'Placidus, Ik ben Christus, die hemel en aarde geschapen heb, die het licht heb doen ontstaan en de duisternis daarvan heb afgescheiden, die tijden en dagen en jaren heb vastgesteld, die de mens heb gevormd uit het slijk van de aarde, die omwille van de redding van het menselijk geslacht op aarde in het vlees ben verschenen, die gekruisigd en begraven op de derde dag ben verrezen.' Toen hij dit hoorde, viel Placidus opnieuw ter aarde en zei: 'Ik geloof, Heer, dat U het bent die alles hebt gemaakt en die de dwalenden bekeert.' En de Heer sprak tot hem: 'Als je gelooft, ga dan naar de bisschop van de stad en laat je dopen.' Placidus: 'Wilt U, Heer, dat ik al deze dingen aan mijn vrouw en kinderen vertel, opdat zij net als ik in U geloven?' De Heer antwoordde: 'Vertel het hun, opdat zij net als jij gereinigd worden. En kom ook morgen hierheen. Dan zal Ik je opnieuw verschijnen en je vollediger onthullen wat er gaat gebeuren.
Toen hij was thuisgekomen en dit in bed aan zijn vrouw had verteld, riep zij uit: 'Mijn heer, ook ik heb Hem de afgelopen nacht gezien. Hij zei tegen mij: "Morgen zul jij met je man en je kinderen tot Mij komen." Nu weet ik dat Hij Jezus Christus is.' En zo gingen ze midden in de nacht naar de bisschop van Rome, die hen met grote vreugde doopte. Placidus gaf hij de naam Eustachius, zijn vrouw noemde hij Theopiste en zijn kinderen Agapitus en Theopistus. De volgende morgen ging Eustachius zoals de vorige dag op jacht en toen hij dicht bij de plaats van de ontmoeting was gekomen, stuurde hij zijn soldaten verschillende kanten op, onder het voorwendsel dat zij het wild mnoesten opsporen. En toen hij op die plaats stond, aanschouwde hij de gedaante die hij in het eerste visioen gezien had opnieuw. Hij wierp zich ter aarde en zei: 'Tk smeek U, Heer, maak bekend wat U aan uw dienaar beloofd hebt.' De Heer sprak: 'Zalig ben je, Eustachius, jij die het bad van mijn genade hebt ontvangen en die nu de duivel hebt overwonnen. Nu heb je hem die jou misleid had vertreden, nu zal je geloof blijken. Want omdat je de duivel hebt verlaten, is hij zich grimmig tegen je aan het bewapenen. Je zult veel moeten verdragen om de krans van de overwinning te verwerven. Je zult veel moeten lijden om van de hoge ijdelheid van de wereld verlaagd te worden en omgekeerd verhoogd te worden in geestelijke rijkdom. Geef de moed dus niet op en zie niet om naar je vroegere aanzien, want door de beproevingen moet je je een tweede Job betonen. Maar wanneer je verlaagd bent, zal Ik bij je komen en je herstellen in je vroegere aanzien. Zeg dus of je de beproeving nu wilt ondergaan of aan het eind van je leven.' Eustachius antwoordde: 'Heer, als het zo moet zijn, laat dan de beproeving nu over ons komen, maar verleen ons de kracht om het uit te houden. Daarop zei de Heer: 'Wees standvastig, want mijn genade zal jullie zielen behoeden.' Hierna steeg de Heer op naar de hemelen. Eustachius keerde naar huis terug en vertelde dit alles aan zijn vrouw.

(Legenda Aurea 157,5-44)
Hierna stierven al zijn knechten, paarden en kleinvee plotseling, dieven roofden zijn huis volledig leeg. Eustachius vluchtte met zijn gezin op een boot naar Egypte. De kapitein liet zijn oog vallen op Theopistis en eiste haar op als vaarloon dat Eutachius natuurlijk niet kon betalen. Omdat Eustachius zich daartegen verzette, wilde de kapitein hem overboord laten gooien. Toen hij Eutachius dat vermoedde, verliet hij met beide zonen het schip. Hij kwam bij een rivier, maar kon niet beide kinderen tegelijk overzetten. Een kind bracht hij alvast naar de overkant. Toen hij terugkeerde, bleek het andere door een wolf meegenomen te zijn het bos in. En terug naar het eerste kind bleek die te zijn meegenomen door een leeuw. Door goddelijke voorzienigheid werden beide kinderen gered zonder dat Eustachius daarvan op de hoogte was. Volledig ontredderd hield hij vijftien jaar lang in een dorp tegen betaling toezicht op landerijen. Zijn beide zoons werden grootgebracht in een ander dorp, maar wisten niet dat zij broers van elkaar waren. Ook Theopistis werd door God gered. Nog voor de kapitein haar kon aanraken, stierf hij.
De keizer miste Placidus intussen zeer als legeraanvoerder en liet over de hele wereld naar hem zoeken. Twee soldaten die ook onder Placidus gediend hadden, vonden hem. Eustachius herkende hen en bad tot God dat hij ook zijn vrouw ooit terug zou zien, waarop hij een stem hoorde die zei dat hij spoedig vrouw en kinderen terug zou zien. Omdat de twee soldaten Eustachius niet hadden herkend, nodigde hij hun uit bij hem hun intrek te nemen. Door tranen overmand, maakte hij zich daarna bekend. Ze keerden samen terug naar de keizer die hem uitbundig begroette. Eutachius werd weer legeraanvoerder gaf hij orders rekruten te werven. Zijn twee zoons werden zonder dat Eustachius dat wist bij toeval als rekruut geworven. Eustachius trok met zijn aangevulde leger ten oorlog en liet het drie dagen uitrusten in een herberg waar ook zijn vrouw verbleef. De beide zoons raakten daar aan de praat over hun verleden hetgeen hun moeder hoorde. De afloop laat zich raden. Het gezin werd herenigd en ze 'besproeiden hun halzen met tranen.' Eustachius behaalde hierna de overwinning in de oorlog en Trajanus' opvolger Hadrianus wilde daarom als dank offeren aan de goden. Uitaard deed Eustachius daaraan niet mee hetgeen tot gevolg had dat hij en zijn vrouw voor een woeste leeuw werden geworpen, maar de leeuw boog zijn kop voor het echtpaar. Daarop liet Hadrianus een bronzen os gloeiend heet stoken en liet hun daarin zetten. Al biddend gaven zij tenslotte hun geest aan de Heer. Op de derde dag werden zij ongeschonden uit de os gehaald. Christenen namen de lichamen mee en verborgen ze op een plaats waar veel mensen kwamen en bouwden daar een bidkapel.
Aldus besluit Jacobus de Voragine.


De verering van Eustachius is in de 9e eeuw uit het oosten naar Rome overgewaaid. Zijn hagiografie was in de middeleeuwen erg populair en stond model voor een soortgelijke veel latere legende van Hubertus van Luik met wie hij dan ook vaak verward wordt. Zo'n verwarring is er ook met Eustathius van Antiochië (feestdag 16 juli).
Het hertenvisioen uit de legende was in de kunst erg geliefd, omdat het schilders de gelegenheid bood om het in de middeleeuwen en renaissance favoriete tijdverdrijf van de drijfjacht met honden uit te beelden.
In 1969 is Eustachius van de heiligenkalender geschrapt, een lot dat hij deelt met veel andere heiligen van wie het leven gezien wordt als uitsluitend legendarisch, in het geval van Eustachius een mix van oosterse en Griekse elementen met thema's uit het Eerste Testament (Job, Jozef en zijn broers).
Desalniettemin bevindt een deel van zijn relieken zich in de Saint-Eustache in Parijs en behoort Eustachius tot de veertien noodhelpers.

Pisanello heeft Eustachius niet uitgebeeld als een Romeinse soldaat, maar als een met honden jagende Italiaanse prins.
Hij draagt een fantasievol blauw hoofddeksel.

Het is niet bekend voor wie dit schilderij bedoeld was, maar de kleine omvang wijst erop dat het was voor privé-devotie.
Pisanello was vooral beroemd om zijn vermogen om dieren te laten zien.
Het enorme aantal van zijn overgebleven tekeningen omvat verschillende studies voor de dieren op dit schilderij, sommige afkomstig uit modelboeken of gekopieerd van andere kunstenaars.
Pisanello (Antonio di Puccio Pisano) (1395-1455?)
Visione di Sant'Eustachio (1438-42)
Tempera op houten paneel, 55 x 65 cm
Londen - National Gallery
2016 Paul Verheijen / Nijmegen