Paul Verheijen

CARAVAGGIO

Petrus en Paulus in Rome

Tiberio Cerasi

Op 8 juli 1600 verwierf de pauselijke thesaurier Tiberio Cerasi (1544-1601) van de augustijnen de kapel links van het koor in Santa Maria del Popolo. De kleine kapel zou dienst doen als zijn grafkapel en zou daarvoor aanzienlijk worden vergroot en geheel opnieuw worden ingericht volgens een uniform concept. De ambities die aan dit project zijn verbonden, blijken vanaf het begin uit de keuze van de kunstenaars: Cerasi gaf Carlo Maderno de opdracht om de architectuur te ontwerpen en koos Annibale Carracci en Caravaggio om het schilderwerk uit te voeren. Carracci zou de plafondfresco's en het altaarstuk met een Maria Tenhemelopneming uitvoeren, en Caravaggio twee schilderijen op cipreshout aan de zijmuren. De kapel zou zo het forum worden voor een zeer prestigieuze wedstrijd tussen de twee belangrijkste exponenten van de schilderkunst in Rome rond 1600. Cerasi zelf heeft de voltooiing en inwijding van de kapel in 1606 niet mogen meemaken.
Caravaggio heeft van beide werken een tweede versie gemaakt. De reden daarvoor is niet geheel duidelijk. Hierover bestaan minstens drie theorieën:
  • De oorspronkelijke versies bevielen de opdrachtgever en/of Caravaggio niet.
  • Caravaggio heeft ze - voor een leuke prijs? - verkocht aan kardinaal en kunstverzamelaar Giacomo Sannesio (1560-1621).
  • Op grond van compositie en belichting valt te concluderen dat de eerste versie van de Bekering van Paulus was bestemd voor de liturgisch belangrijkste linkermuur, de evangeliekant van het altaar. Maar in het pauselijke Rome moest aan die belangrijkste kant natuurlijk Petrus komen. Paulus moest daarom naar de minder belangrijke rechtermuur, de epistelkant van het altaar. Maar de compositie kwam daar niet tot zijn recht. Caravaggio heeft daarom een geheel nieuwe versie gemaakt.
Hoe het ook zij: in de Cerasi-kapel werden de twee schilderijen in elk geval vervangen door tweede versies, nu geschilderd op canvas.
De eerste versie van de Kruisiging van Petrus is verloren gegaan. Die van de Bekering van Paulus is nog te zien (zie verder).
Caravaggio liet zich voor de compositie van beide werken vermoedelijk inspireren door twee fresco's van Michelangelo in de Cappella Paolina.

Kruisiging van Petrus


Volgens de overlevering werd Petrus ten tijde van keizer Nero (64-67) in Rome gevangen genomen en met het hoofd omlaag gekruisigd. Caravaggio toont hier het moment dat het kruis omhoog wordt geheven. Het houten kruis, waaraan de handen en voeten van Petrus al zijn genageld, verdwijnt schuin naar de achtergrond. Drie beulen zijn bezig het rechtop te hijsen. De geknielde man op de voorgrond probeert het zware kruis, steunend op zijn schouders, de lucht in te tillen. Met de schop nog in zijn handen heeft hij zojuist het gat gegraven waarin het kruis komt te staan. Een tweede beul heeft het bovenste uiteinde van het kruis met zijn armen gegrepen en hijst het omhoog, terwijl zijn assistent, in het midden staande, aan het over zijn rug geslagen touw trekt. De meedogenloze bedrijvigheid en lichamelijke inspanning van de bijna anonieme beulen staat in schril contrast met Petrus, enkel gekleed in lendendoek, die, hoewel al aan het kruis genageld, zichzelf lijkt op te richten om zijn volgelingen vanaf het kruis toe te spreken. Met zijn ogen wijd open en zijn lippen iets uit elkaar baadt zijn indrukwekkende gezicht in goddelijk licht. Het rotsblok dat prominent op de voorgrond ligt, herinnert aan de woorden van Christus dat op deze rots (=Petrus) zijn kerk gebouwd zal worden. De compositie van het schilderij wordt in wezen bepaald door de twee kruisende diagonalen en is duidelijk afgestemd op een toeschouwer die vanuit de ingang van de kapel naderbij komt. De naturalistische weergave en immense fysieke aanwezigheid van de figuren worden samengebald tot een fijn uitgebalanceerde, bijna klassieke compositie waarbinnen ook het kleurpalet van rood, blauw, groen en geel een rol speelt.

Voordat De Kruisiging van Petrus in de Cerasi-kapel in de Santa Maria del Popolo in Rome werd geïnstalleerd, bleef het doek ruim vier jaar in de werkplaats van Caravaggio. Het zal in die periode geweest zijn dat assistenten of medewerkers kopieën hebben gemaakt. Alfred Moir (1924-2010), groot kenner van de barokkunst, noemt in zijn boek Caravaggio and His Copyists (New York, 1976) maar liefst 17 geschilderde kopieën van dit werk, waarvan er zes mogelijk verloren zijn gegaan.
Vermoedelijk is de hieronder afgebeelde versie uit Valencia (afbeelding links) de eerste daarvan en geschilderd door een ervaren kopiist: grootte, kleurgebruik en techniek zijn vergelijkbaar identiek. De verschillen zitten in de details. Vergelijk bijvoorbeeld de grote steen met de kleine steentjes daarbij midden onder: de kopiist had waarschijnlijk geen tijd of geen zin om ze allemaal van het origineel over te nemen.
Kleinere kopieën werden gewoonlijk gemaakt door jonge leerlingen om te oefenen.


De tekening van Gerard van Honthorst (afbeelding rechts) is de vroegst bekende getuigenis van zijn aanwezigheid in Rome. Reizigers uit het noorden kwamen Rome binnen bij de Piazza del Popolo alwaar zich de kerk Santa Maria del Popolo bevindt. Van Honthorst bracht de lessen van zijn meester Abraham Bloemaert aldaar in praktijk en tekende met pen en inktpotje een - op het eerste gezicht - slaafse kopie. Hij heeft niet geprobeerd de chiaroscuro van Caravaggio weer te geven, maar had meer aandacht voor de figuren. Petrus kijkt naar zijn linkerhand die is vastgenageld aan de dwarsbalk van het kruis. Caravaggio bedekte het uiteinde daarvan met een doek die daarmee spiegelt met de mantel van Paulus aan de overkant in de Cerasi-kapel. Maar bij Van Honthorst is het uiteinde niet bedekt en zie je hoe de nagel, die met grote kracht in het kruis moet zijn geslagen, het hout heeft doen splijten.

Bekering van Paulus

Intussen bedreigde Saulus de leerlingen van de Heer nog steeds met de dood. Hij ging naar de hogepriester met het verzoek hem aanbevelingsbrieven mee te geven voor de synagogen in Damascus, opdat hij de aanhangers van de Weg die hij daar zou aantreffen, mannen zowel als vrouwen, gevangen kon nemen en kon meevoeren naar Jeruzalem. Toen hij onderweg was en Damascus naderde, werd hij plotseling omstraald door een licht uit de hemel. Hij viel op de grond en hoorde een stem tegen hem zeggen: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?’ Hij vroeg: ‘Wie bent U, Heer?’ Het antwoord was: ‘Ik ben Jezus, die jij vervolgt. Maar sta nu op en ga de stad in, daar zal je gezegd worden wat je moet doen.’ De mannen die met Saulus meereisden, stonden sprakeloos; ze hoorden de stem wel, maar zagen niemand. Saulus kwam overeind, en hoewel hij zijn ogen open had, kon hij niets zien. Zijn metgezellen pakten hem bij de hand en brachten hem naar Damascus. Drie dagen lang bleef hij blind en at en dronk hij niet.
(Handelingen van de apostelen 9,1-9)
De beschrijving van deze ingrijpende gebeurtenis wordt herhaald in Handelingen 22,3-21 en 26,3-18).

Jacobus de Voragine beschrijft deze bekering van Paulus in hoofdstuk 28 van zijn Legenda Aurea en weet op welke datum dat is gebeurd:
De bekering van de heilige apostel Paulus geschiedde in het jaar waarin Christus heeft geleden en is gestorven en Stefanus is gestenigd, niet in hetzelfde natuurlijke jaar, maar in hetzelfde opkomende jaar *. Want Christus heeft geleden en is gestorven op 25 maart, Stefanus is gestenigd op 3 augustus van hetzelfde jaar en Paulus is bekeerd op 25 januari.
(Legenda Aurea 28,1-2)
* Met de term annus emergens doelt De Voragine op het joodse maanjaar
De datum van 25 januari was in de achtste eeuw bepaald toen de translatie van Paulus' relieken werd herdacht en in tijdsorde werd verbonden met de herdenking van de Heilige Stoel van Petrus.
In tegenspraak met de datering van De Voragine meldt het Roomse Martelaarsboek dat de bekering van Paulus plaatsvond in het tweede jaar na de hemelvaart van Christus.

In de eerste versie (afbeelding links) van Caravaggio is de gewapende Paulus op de grond geworpen door de kracht van het oogverblindende visioen van licht en beschermt hij zijn ogen met beide handen. Zijn innerlijke opwinding komt tot uiting in de extatische beweging en het stralende rood van zijn mantel, het sterkste kleuraccent op het schilderij. Rechts van bovenaf met uitgestrekte armen naar beneden zien we de figuur van Christus, vergezeld van een engel. Direct achter Paulus dient een metgezel met speer en schild, en achter hem het paard, om de achtergrond af te schermen; pas aan de rechterkant opent zich het uitzicht en wordt een landschap onthuld, verlicht door een bovennatuurlijke lichtstreep. Zo'n landschap is vrij ongebruikelijk in het werk van Caravaggio. Een verschijning van Christus op afbeeldingen van Paulus' bekering is niet ongebruikelijk. Meestal is dat aan de hemel in een aureool van licht. Maar hier is Christus prominent fysiek aanwezig en in onmiddellijke interactie met Paulus. Er valt hier geen scheiding tussen de sferen van hemel en aarde te bespeuren. De figuur van Christus wordt paradigmatisch uitgedrukt in het motief van Paulus' afwerende gekruiste en Christus' opengehouden armen. Een afwerend gebaar wordt ook gemaakt door de metgezel, die beschermend zijn schild opheft en zijn speer dreigend op Christus lijkt te richten.

In de tweede versie (afbeelding rechts), direct op de voorgrond, over de volle breedte van het doek, ligt Paulus, zijn armen dramatisch wijd uitgestrekt, achterover op de grond geslagen door het verblindende licht. Zijn zwaard en helm liggen aan weerszijden van hem op de grond. De bovenste helft van het schilderij wordt daarentegen bijna volledig gevuld door het grote bonte paard, aan het hoofdstel vastgehouden door een stalknecht die grotendeels in de schaduw gehuld is en niet bij het tafereel betrokken lijkt. Het landschap en de figuur van Christus uit de eerste versie ontbreken. Zijn aanwezigheid wordt slechts gesuggereerd door het dramatische licht. Ook Paulus is fundamenteel anders uitgebeeld. Terwijl de bebaarde figuur van de eerste versie angstig terugdeinst voor het licht en zijn ogen afschermt met zijn handen, lijkt de baardloze, veel jongere Paulus van de tweede versie, met zijn ogen dicht en zijn armen geheven en wijd open - een orante-houding - de genade van God te omhelzen en daarmee vooruit te lopen op zijn bekering en roeping tot apostel.

Dit schilderij speelt een rol in het hoofdstuk Eersteklas ogen van de roman Late Zomer.


‘Een element van de klassieke onderwereld, dat is de boot van Charon’.
  Lize is in de Sixtijnse kapel. Ze kijkt haar ogen uit.
De leraar Latijn legt uit. Het onderwerp is op zijn terrein.
  Hij wijst achter het altaar naar een wand die geheel is beschilderd.
  Vóór in de boot ziet ze een man met een roeispaan over zijn schouder. Hij slaat er mensen mee zijn boot uit. Dat moet Charon zijn. Ze kijkt naar de gezichten van die mensen. Ze hebben bijna onmenselijke gezichten. Ze kijken razend. Tuimelend over elkaar proberen ze het droge te bereiken, waar Minos staat. Een slang omwindt zijn lichaam.

Er zijn hier nog meer kapellen. Ze loopt naar de Cerasi-kapel in de Santa Maria del Popolo-kerk. Dit móeten ze zien. Twee schilderijen uit 1600.
  ‘De meest revolutionaire schilderijen uit de hele geschiedenis van alle christelijke kunst!!’ galmt de leraar door de kerk.
  Dat weet ze nu. Ze is drie dagen in Rome. En alles wat ze ziet is het hoogste, het oudste, het beste, of komt er in de buurt.
Ze blijft staan voor de beide werken. Ze slikt. Wat weet ze van kunst? Niet veel, dat krijgt ze ook niet in de lessen. Maar dit vindt ze mooi.
  ‘Wie heeft dat geschilderd? Ook Michelangelo?’
  ‘Nee... Caravaggio natuurlijk.... of eigenlijk: ja .... Michelangelo was ook zíjn voornaam. Dat weet bijna niemand..... Links is de Kruisiging van Sint Petrus en rechts de Bekering van Sint Paulus.’
  Ze heeft nog nooit van Caravaggio gehoord, laat staan iets van hem gezien. Ze is sprakeloos. Haar ogen worden getrokken naar rechts. Ongeveer twee meter hoog en anderhalf breed, schat ze het schilderij. De werking van licht en donker bekoort haar. Ze kijkt naar het paard. Een prachtige staart hangt tot op de grond. Het rechtervoorbeen is opgeheven. Ze vindt het zeer knap geschilderd. Ze ziet de botten van de benen van het paard. Achter het paard staat een man, met een beetje kaal voorhoofd en rimpels erop. Hij houdt het paard bij zijn bit vast. Ze ziet alleen zijn hoofd, zijn rechteronderarm, drie vingers van zijn linkerhand en zijn blote benen. Het paard bedekt de rest. Ze kijkt vol bewondering naar de aderen die over de benen van de man lopen. Ze ziet het bloed kloppen.

‘Is dat Paulus?’
  natuurlijk niet, Paulus ligt op de grond. Hij is verblind door een hemels licht en heft zijn armen ten hemel, waar ook die stem vandaan komt.’

Stem? Hoe gaat dat verhaal ook weer. Ze let nooit op als ze met vader en moeder naar de mis gaat. Sinds een paar jaar hoort ze de teksten in het Nederlands en niet meer in het Latijn. Nu is ze er achter wat er jarenlang is gezegd. Als ze volgend jaar gaat studeren, blijft ze zondagsmorgens lekker in bed liggen, dat weet ze zeker.
  ‘Handelingen der Apostelen, hoofdstuk negen...’
  Gelukkig, ze hoeft het niet te vragen.
‘... daar is te lezen hoe Paulus op weg is naar Damascus om een stelletje christenen te doden. Onderweg wordt hij verblind door een hemels licht, bliksem of iets dergelijks, hij valt op de grond en hoort een stem tegen hem zeggen Saul Saul waarom vervolg je mij? Die stem is natuurlijk van Christus want Paulus zit zijn volgelingen achterna. Op dat moment is Paulus bekeerd en dat heeft Caravaggio hier uitgebeeld.’
  Ze kan zich niet herinneren dat ze dit verhaal ooit in de kerk gehoord heeft. Toch komt het haar bekend voor.

‘Ach ja, kijk maar, dat linkeroog van hem dat je kunt zien, dat is net een walnoot, omdat hij blind is natuurlijk’, zegt een jongen uit haar klas.
  Ze ziet hoe Paulus zijn armen opgeheven houdt. Wil hij zich met zijn handen beschermen tegen het licht? Nee, het lijkt eerder of hij zich overgeeft. Aan Christus natuurlijk die roept Saul Saul. Saul? Hij heet toch Paulus? Dat moet ze straks even vragen. Ze ziet dat Paulus’ armen een halve cirkel beschrijven. Het hemels licht is niet te zien, maar toch zit het in het schilderij. Dat heeft die, hoe heet hij ook weer, knap gedaan.
  Klik. Het schilderij wordt plotseling donker. Ze schrikt ervan. De leraar Latijn doet een nieuw muntje in de lichtautomaat.

*

‘Kom eens Lize, er is een nieuw boek over Caravaggio verschenen...’
Cor leest de krant aan tafel. Dat vindt hij makkelijker dan op de bank. Lize komt achter hem staan. Ze buigt zich over hem heen. Haar hoofd komt naast dat van hem. Cor kust haar.
  ‘... Kijk, een foto van de Bekering van Paulus.’
  ‘Hé, dat schilderij heb ik gezien in Rome. Ja, dat weet ik zeker. De Bekering van Paulus is dat. Ja..., staat er ook onder.’
  ‘Ja, dat zei ik, jammer dat het niet in kleur is.’
  ‘Ja ... heb jíj dat toen in Rome ook gezien?’
  ‘Nee, dat was maar zo kort. We hebben toen alleen de hoogtepunten bekeken.’
  ‘En dit vonden jullie geen hoogtepunt??’
  ‘Blijkbaar niet, hè.’

Lize leest het artikel bij de foto. De schrijver ervan geeft eerst een samenvatting van de beschrijving van De Kruisiging van Petrus in het boek. Dat schilderij hangt links in dezelfde kapel. Links? De Bekering van Paulus hing toch links? Ze twijfelt. Herinneringen zijn gekke dingen. Onlangs was ze met moeder in de buurt van hun oude huis. Moeder wees haar op de molen die aan de linkerkant van de weg staat. In haar herinnering weet ze niet beter dan dat die molen rechts van de weg staat. Toen ze moeder vroeg of die molen later misschien is verplaatst keek moeder haar alleen maar vragend aan. Zou die verwisseling links-rechts te maken hebben met het feit dat ze op de lagere school haar linkshandigheid moest afleren? Heb je daardoor soms, of misschien wel altijd, herinneringen in spiegelbeeld?
  Ze leest verder. De tekst vat nu ook De Bekering van Paulus samen en maakt gewag van het symbolische zwaard dat links naast Paulus op zijn rode mantel ligt. Op de foto ligt het zwaard aan de rechterkant naast Paulus. En dit is toch echt geen herinnering. Ze ziet het nu zelf ter plekke...
  De foto kan natuurlijk per ongeluk in spiegelbeeld afgedrukt zijn. Of de schrijver van het boek vergist zich of híj herinnert het zich verkeerd. Of de schrijver van het artikel vat slordig samen. Er kan heel wat fout gaan. Zal ze het boek kopen? Dan weet ze het zeker. Onder het artikel staat in kleine lettertjes schrijver en titel van het boek.
  Diezelfde middag nog brengt ze een bezoekje aan de boekhandel. Ze bladert in het boek tot ze de bewuste afbeelding van De Bekering van Paulus tegenkomt. Het zwaard ligt links naast Paulus. Zal ze het boek kopen? Cor vindt het vast veel te duur. Ze kijkt in haar portemonnee. Ze denkt aan vader. Cor heeft ook soms van die trekjes. Ze loopt naar de kassa en rekent het boek af.

‘We hebben al een boek over Caravaggio, dat heb ik in mijn studententijd gekocht. Bijna dertig gulden kostte het, dacht ik. Best duur toen.’
  Als ze het niet dacht.
  ‘Maar deze is nieuwer!’

Ze corrigeert een briefje van Cor dat hij naar de krant wil sturen. Dat men in 1969 al op de maan is geland, maar dat het de krant blijkbaar niet lukt om tien jaar later een foto correct af te drukken. En dat die schrijver nou mooi voor lul staat, omdat zijn tekst niet meer klopt.
  ‘Ik zou het woord lul maar niet gebruiken, Cor.’
  ‘Niks hoor, het is toch zo!’
  Een week later leest ze de krant. Cors brief is geplaatst. Ingekort. Ze glimlacht. En lul is gek geworden.
Crocefissione di San Pietro
Caravaggio (1571-1610)
- Olieverf op doek, 230 x 175 cm (1602)
Rome - Santa Maria del Popolo (Cerasi-kapel)
- Olieverf op doek, 230 x 170 cm (kopie 1602-05)
Valencia - Museo del Patriarca
Gerard van Honthorst (1592-1656)
- Pen op papier, bruin gewassen, 38 x 27 cm (1616)
Oslo - Nasjonalmuseet for kunst

Conversione di San Paolo
Caravaggio (1571-1610)
- Olieverf op cipreshout, 237 x 189 cm (1600-01)
Rome - Palazzo Odescalchi
- Olieverf op doek, 230 x 175 cm (1602)
Rome - Santa Maria del Popolo (Cerasi-kapel)
2016 Paul Verheijen / Nijmegen