Bijbel - Legendevorming - Geschriften - Attributen - Kerkelijke kalender |
||
BijbelPetrus, wiens eigen naam Simon bar Jona (zoon van Jona of Johannes) was, wordt daarom ook wel Simon Petrus genoemd. Hij werd niet alleen de belangrijkste van de apostelen, maar in het Tweede Testament de (on)betwiste voorman en woordvoerder van het prille christendom. Over zijn leven vóórdat hij door Jezus werd geroepen vertelt het Tweede Testament zo goed als niets en over zijn levenseinde valt in het geheel niets te lezen.Onder de knop is een samenvatting te lezen van zijn optreden in de Bijbel. Toen Jezus hem riep woonde hij als getrouwd man met zijn vrouw, zijn schoonmoeder en zijn broer Andreas in Kafarnaüm. Hij oefende er het beroep van visser uit, samen met Andreas, Johannes (de apostel) en enkele anderen. Een van de eerste wonderen die Jezus volgens de eerste drie evangelisten verrichtte was de genezing van de schoonmoeder van Petrus, die in zijn huis te Kafarnaüm ziek lag. Kort daarop, bij een wonderbaarlijk overvloedige visvangst op het meer, vroeg Petrus Jezus van hem weg te gaan, want 'hij was een zondig mens'. Verder wordt in de evangelies vermeld hoe Petrus meestal de woordvoerder van de groep leerlingen was, en hoe hij meerdere malen vurig getuigde van zijn geloof in Jezus, onder meer bij een andere wonderbare visvangst. Toen Jezus' leerlingen, varend op het Meer van Gennesaret, geteisterd werden door een storm en Jezus over het water naar het schip liep, sprak Petrus opnieuw zijn vertrouwen in Jezus uit en liep, eveneens over het water, naar deze toe, totdat hij overmand werd door vrees en vanwege deze weifelmoedigheid begon te zinken, waarna hij door Jezus bij de pols werd gegrepen. Op aanwijzing van Jezus vond Petrus de munt voor de omstreden tempelbelasting in de bek van een vis. Petrus' vooraanstaande positie blijkt uit zijn aanwezigheid bij belangrijke gebeurtenissen zoals de gedaanteverandering op de Tabor, de hemelvaart en het pinkstergebeuren. Zijn po-sitie als eerste in het apostelcollege werd bekrachtigd door Jezus die, kort voor de gang naar Jeruzalem die zou eindigen met de kruisdood, hem zijn nieuwe naam Petrus gaf (Aramees: Kefas, 'rots': fundament voor de 'gemeente'). Hij zei dat hij zijn kerk zou bouwen op Petrus als op een steenrots en hem 'de sleutels van het Rijk der hemelen' zou geven. Petrus toonde zijn enthousiasme bij het laatste samenzijn voor Jezus' lijden. Toen deze de voeten van de apostelen wilde wassen, vroeg Petrus na een aanvankelijke weigering of niet alleen zijn voeten, maar ook zijn hoofd en lichaam een beurt konden krijgen. In Getsemane, bij de gevangenneming van Jezus, sloeg hij de knecht Malchus een oor af. Later echter zonk de moed hem in de schoenen en ontkende hij op dringende vragen van een vrouw tot driemaal toe elke relatie met de gevangene. Bij het voorspelde gekraai van de haan kwam hij tot inkeer en toonde hij berouw. Jezus vertrouwde hem, bij een verschijning na zijn dood, de herderlijke macht toe. In de eerste hoofdstukken van de Handelingen van de Apostelen is Petrus de dominerende figuur. Hij verkondigde vrijmoedig in Jeruzalem en verrichtte opzienbarende wonderen. Velen brachten zieken op straat in de hoop dat zijn schaduw op hen zou vallen, want zelfs die bracht genezing. In Jeruzalem bewerkte hij, samen met de apostel Johannes, de genezing van een lamme; in Lydda die van de reeds acht jaar lamme Eneas; in Joppe de opwekking van Tabita, een christin die gestorven was. Drastisch handhaafde hij de orde in de gemeente van Jeruzalem: een malverserend echtpaar, Ananias en Saffira, strafte hij met de dood. Na een instructief visioen, waarin hem bevolen werd te eten van zowel reine als onreine dieren, die in een laken uit de hemel daalden, doopte hij in de plaats Caesarea als eerste niet-jood de Romeinse officier Cornelius, zonder deze bekeerling joodse verplichtingen op te leggen. In Jeruzalem werd hij op bevel van Herodes Agrippa I gevangen gezet. Hij lag in ketenen in een zwaarbewaakte kerker en sliep tussen twee soldaten. Een engel verscheen, de kettingen vielen van hem af en de engel geleidde hem langs de wachtposten tot buiten de poort, die zich vanzelf opende. Hij stelde tot slot in een belangrijke vergadering van 'de apostelen en de oudsten' te Jeruzalem een compromis voor in een conflict over de missie onder niet-joden. Daarna lezen we niets meer over zijn leven of dood. Met 'de zonen van Zebedeüs, Jakobus en Johannes, vormt Petrus enkele keren een trio dat bij Jezus een speciale plek krijgt, wanneer Jezus zich afzondert om alleen te zijn en te bidden. De eerste mensen die Jezus roept hem te volgen, zijn twee broers: Petrus en Andreas. Ook het volgende koppel dat hij roept, zijn broers, Jakobus en Johannes, zonen van een zekere Zebedeüs die we alleen van naam kennen. Over hun anonieme moeder vernemen we meer. Zij krijgt van Jezus een reprimande als zij voor haar beide zoons een speciale plaats vraagt in Jezus' koninkrijk. En verderop in de Matthäus-Passion is zij aanwezig bij Jezus' begrafenis. Petrus, Andreas, Jakobus en Johannes zijn de eerste vier leerlingen van Jezus en we mogen aannemen dat zij om die reden vaker met Jezus alleen zijn. Vreemd is wel dat er dan steeds sprake is van een trio. Andreas ontbreekt blijkbaar, of wordt in elk geval niet genoemd. Alleen Petrus, Jakobus en Johannes zijn getuige geweest van Jezus' verheerlijking op de berg. In het passieverhaal zullen zij getuige zijn van zijn innerlijke strijd. Over de grote rol die Petrus speelt in het lijdensverhaal gaat de pagina PETRUS' VERLOOCHENING |
||
LegendevormingTegen het einde van de 2e eeuw was zijn verdere leven en dood al omgeven door een uitgebreid web van vrome legenden, vastgelegd onder andere in het boek Handelingen van Petrus dat het oudste is van de vele apocriefe werken over hem. En de Legenda Aurea is vanzelfsprekend zeker bij Petrus een belangrijke bron. De Voragine besteedt hoofdstuk 44 apart aan de Heilige Stoel van Petrus. Verder omvat hoofdstuk 84 nog eens een kleine 300 paragrafen. En hoofdstuk 106 wijdt hij geheel aan de bevrijding van Petrus uit de gevangenis.Hier volgen drie fragmenten uit hoofdstuk 84. Berouw Wat hij at en hoe hij gekleed was, vertelt hij zelf in het boek van Clemens: 'Ik eet meestal alleen brood met olijven en een enkele keer met groenten. Mijn kleren, dat is wat je hier ziet, een tuniek en een mantel, meer heb ik niet nodig.' Er wordt ook verteld dat hij altijd een zakdoek bij zich had om zijn tranen, die zo vaak stroomden, af te wissen. Want wanneer hij aan de lieflijke woorden en de aanwezigheid van de Heer dacht, kon hij door de overstelpende tederheid van zijn liefde zijn tranen niet bedwingen. En wanneer hij zich ook nog de zonde van zijn verloochening voor de geest haalde, stortte hij overvloedige tranen; hij weende zo veel, dat zijn gezicht eruitzag of het geheel was uitgebeten door de tranen, zoals Clemens zegt. Deze zegt ook dat hij, als hij 's nachts een haan hoorde kraaien, opstond om te bidden en dan, naar men zegt, eveneens in tranen uitbarstte.Quo vadis De broeders drongen er bij Petrus op aan uit Rome weg te gaan, maar Petrus zei tegen hen: 'Jullie raden mij aan te vluchten, maar dan zal ik de zwakken angst inboezemen voor het lijden, de lang begeerde dood niet verkrijgen en de Heer niet door mijn dood verheerlijken.' Zij zeiden hem onder een vloed van tranen: 'Heb medelijden, vader, met hen die nog maar beginnelingen zijn. U hebt gezegd dat u bereid was voor ons leven te sterven en nu wilt u niet om ons te bemoedigen nog even blijven leven.' En hoewel hij niet wilde weggaan, gaf hij zich uiteindelijk toch aan hun smeekbeden gewonnen en nam afscheid. Maar toen hij, zoals Leo en Linus vertellen, bij de stadspoort was gekomen, op de plaats waar nu de Sint Maria bij de Voetstappen staat, zag hij Christus hem tegemoetkomen en hij zei: 'Heer, waar gaat U heen?' Hij antwoordde: 'Ik kom naar Rome om opnieuw te worden gekruisigd.' Petrus zei tegen hem: 'Heer, wordt U opnieuw gekruisigd?'De Heer antwoordde hem: 'Ja'. Toen zei Petrus: Dan, Heer, keer ik terug om met U gekruisigd te worden.' Na deze woorden steeg de Heer omhoog naar de hemel, terwijl Petrus toekeek en zijn tranen de vrije loop liet. Hij begreep dat deze woorden betrekking hadden op zijn eigen marteldood en ging terug. Nadat hij aan de broeders verslag had gedaan, werd hij door dienaren van Nero gegrepen en aan de prefect, Agrippa, voorgeleid. En zijn gezicht werd als de zon. Agrippa zei tegen hem, zoals Linus meedeelt: 'Bent u niet die man die zijn roem zoekt bij het gewone volk en bij zwakke vrouwen die u weghaalt van de sponde van hun man?' De apostel wees hem terecht en zei dat hij zijn roem zocht in het kruis van de Heer. Daarop werd Petrus als vreemdeling tot de kruisdood veroordeeld.Kruisiging Toen Petrus, zo getuigen Leo en Marcellus, bij het kruis was gekomen, zei hij: 'Omdat mijn Heer van de hemel naar de aarde neerdaalde, is Hij aan een opgericht kruis omhooggeheven. Maar omdat Hij in zijn goedheid mij van de aarde naar de hemel wil trekken, moet mijn kruis mijn hoofd op de aarde tonen en mijn voeten naar de hemel richten. Het komt mij niet toe net zo aan het kruis te hangen als mijn Heer. Draai mijn kruis dus om'. Toen zetten ze zijn kruis ondersteboven en maakten zijn voeten aan de bovenkant vast en zijn handen beneden. Het volk werd razend en wilde Nero en de prefect vermoorden en de apostel bevrijden. Maar Petrus vroeg hun zijn marteldood niet te dwarsbomen. De Heer, zo vinden we bij Hegesippus en Linus, opende de ogen van hen die daar weenden. Zij zagen engelen met bloemenkransen van rozen en lelies, en bij hen Petrus op het kruis terwijl hij van Christus een boek kreeg en daarin de woorden las die hij sprak. Daarop begon Petrus, nog steeds volgens het getuigenis van Hegesippus, vanaf het kruis te zeggen: 'Heer, ik heb verlangd U na te volgen, maar ik heb niet rechtop gekruisigd willen worden. U bent altijd rechtop, verheven en hoog, maar wij zijn kinderen van de eerste mens, die zijn hoofd naar de aarde liet zinken. Zijn val wordt verzinnebeeld door de geboorte van een mens: wij komen immers zo ter wereld, dat we voorover naar de aarde worden uitgedreven. Zo is ook de menselijke natuur veranderd, zodat de wereld meent dat rechts is, wat zeker links is. U, Heer, bent alles voor mij: het al dat U bent is het al voor mij en er is niets anders dan U alleen. Ik breng U dank met heel mijn geest waarmee ik leef, waarmee ik U begrijp, waarmee ik U smeek.' Daar worden nog twee andere redenen vermeld waarom hii niet rechtop gekruisigd wilde worden. Toen Petrus zag dat de gelovigen zijn verheerlijking hadden gezien, dankte hij God, beval de gelovigen bij Hem aan en gaf de geest. Toen namen twee broers, Marcellus en Apuleius, die leerlingen van Petrus waren, hem af van het kruis, balsemden hem met geurige kruiden en legden hem in het graf. |
||
GeschriftenIn het Tweede Testament staan twee brieven op naam van Petrus. Ze zijn wwarschijnlijk geschreven rond 100. De eerste brief wijst erop dat christenen in navolging van Jezus veel leed zullen ondergaan en dat iedereen zich dient te schikken in de concrete politieke en maatschappelijke situatie. Dat laat echter de fundamentele christelijke vrijheid onverlet. De tweede brief, inhoudelijk verwant aan ideeën van Paulus, is gericht tegen christenen die twijfelen aan Jezus' onmiddellijke terugkeer.Apocriefe geschriften zoals Praedicatio Petri, Petri doctrina, Acta Petri, ontstonden in de 2e eeuw. In een Apocalyps van Petrus uit circa 135 beschrijft Jezus op vragen van zijn leerlingen het wereldeinde. De Pseudo-Clementijnse Geschriften - ten dele uit de 2e en 4e eeuw op naam van Clemens een leerling van Petrus - zijn van joods-christelijke oorsprong en bevatten 20 joodsgnosticistische homelieën, preken, van Petrus en een Petrusroman, de Recognitiones, Herkenningen, waarin Clemens en zijn zonen, over heel de wereld verspreid, elkaar door toedoen van Petrus na veel avonturen weer ontmoeten. Een van de oudste apocriefe evangeliën dateert uit de eerste helft van de tweede eeuw. Eusebius van Caesarea vertelt dat Serapion, bisschop van Antiochië van 190-211, op werkbezoek in Rhossos een Evangelie van Petrus krijgt te lezen dat hij goedkeurt, hoewel hij twijfelt of Petrus wel de auteur is. Terug in Antiochië vertelt iemand hem dat dit Evangelie docetisch is. Het docetisme (van het Griekse dokein, 'lijken of schijnen') werd beschouwd als een ketterij vanwege de opvatting dat het lichaam van Jezus slechts schijn was en hij dus geen pijn aan het kruis kan hebben gevoeld. Serapion schrijft daarom een waarschuwende brief aan de christenen in Rhossos. In 1886-87 werd in Akhmim (Boven-Egypte) in het graf van een monnik het vermoedelijke slotdeel, geschreven in het Grieks, van dit Evangelie van Petrus gevonden. De tekst omvat 60 verzen en vangt aan bịj de berechting van Jezus voor Herodes en volgt dan, vrij redelijk parallel met de bijbelse evangelièn, het proces (waarbij de joden meer schuld krijgen toebedeeld dan Pilatus), de kruisiging, de graflegging en de aankomst bij het lege graf van Maria Magdalena en haar vriendinnen. Toch zijn er wel enkele verschillen met de bijbelse evangeliën.
In het laatste versgedeelte dat is gevonden stelt de auteur zichzelf voor als de apostel Petrus: Ik, Simon Petrus, en mijn broer Andreas, wij nemen onze netten en gaan weg naar de zee. Bij ons is Levi geweest, die van Alfeüs, welke de Heer ... |
||
Attributen
|
||
Kerkelijke kalender
|
2016 Paul Verheijen / Nijmegen |