Paul Verheijen

DRIEKONINGENSCHRIJN

Gesol met relieken


Frontzijde

Salomonszijde (links)

Toppunt van de legendevorming

In de hang naar tastbaarheid kregen de inmiddels tot drie koningen gebombardeerde wijzen uit het oosten uit het evangelie volgens Matteüs ook stoffelijke resten die vereerd konden worden.
Lees daarvoor de paragraaf relieken op de menupagina van Driekoningen.

In veertig jaar tijd, van 1181 tot 1230, vervaardigde goudsmit Nikolaas van Verdun met zijn medewerkers een enorm gouden reliekschrijn in de vorm van een oudchristelijke drieschepige basiliek.
De relieken van de Driekoningen kregen toen hun definitieve plek.

Achterzijde

De afbeeldingen

Op de frontzijde is in het bovenveld Christus afgebeeld als wereldrechter, geflankeerd door twee engelen.
In het onderveld zien we links de drie koningen die Maria en het kind hulde brengen.
Koning Otto IV is een vierde koning in de rij.
Rond 1200 schonk hij edelstenen voor de schrijn en als dank (of voorwaarde?) mocht (wilde?) hij op de schrijn achter het drietal aanschuiven.
Rechtsonder is de doop van Christus uitgebeeld.

De achterzijde toont in het bovenveld de kroning van de martelaren Felix en Nabor van Milaan (feestdag 12 juli), van wie de relieken tegelijk met die van de drie koningen naar Keulen waren vervoerd.
Opmerkelijk detail: in 1959 werden hun hoofden in het Franse Namur gevonden en aan Milaan teruggegeven.
Zo heeft Milaan ook nog iets te vereren over.
In het onderveld links wordt Jezus gegeseld en rechts gekruisigd met zijn moeder Maria en zijn lievelingsleerling Johannes terzijde.
In de driehoek tussen boven- en onderveld is een bisschop met mijter afgebeeld. Het is Rainald von Dassel die in 1164 de relieken als krijgsbuit uit Milaan naar Keulen had laten brengen en daarmee Keulen tot een van de belangrijkste bedevaartsoorden van de middeleeuwen verhief, met bijbehorend economisch gewin.
Als dank of eis is hij hier vereeuwigd, zij het onaf.
Hij mist zijn handen.

Davidszijde (rechts)

David en Salomon

De linker en rechter lange zijdes van de schrijn zijn respectievelijk genoemd naar de koningen Salomo en David.
De onderste rij is gereserveerd voor 2 x 6 profeten uit het Eerste Testament met Salomon enerzijds en David anderzijds in hun midden.
De bovenste rij wordt bevolkt door 2 x 6 apostelen uit het Tweede Testament met een cherub in het midden.

Nog steeds toont het Keulse stadswapen drie kronen en staat de schrijn in de Dom.

Apostelen en profeten

De apostelen en profeten op de schrijn zijn onmogelijk te identificeren, ware het niet dat Verdun in de boog boven hun hoofden de naam heeft ingekerfd. Als voorbeeld is hier Amos Propheta afgebeeld.
Deze agrariër trad rond 750 voor onze jaartelling op in het Noordrijk Israël en werd daar als ongewenste vreemdeling uitgewezen.
Hij bekritiseerde vroomheid wanneer daar geen praktische consequenties aan verbonden werden.
Zoals gebruikelijk bij de profeten waarschuwde hij voor een fatale afloop van fout gedrag.
Amos beschrijft bijvoorbeeld de woestijntijd van Israël waarin het volk herhaaldelijk in afgodendienst verviel: een voorafspiegeling van wat zich later in het beloofde land zou afspelen en dreigt met een ballingschap (Amos 5,25-27).

In het Tweede Testament houdt Stefanus een lange verdedigingsrede waarin hij deze kritiek van Amos citeert, zonder overigens diens naam te noemen (Handelingen 7,42-43).
Later in hetzelfde bijbelboek houdt ook Jakobus een toespraak met een anonieme verwijzing naar Amos (Handelingen 15,17 verwijst naar Amos 9,11-12).
2016 Paul Verheijen / Nijmegen