Paul Verheijen

VAN HEEMSKERCK & VAN HAARLEM

Drapeniersaltaar

Lakenwevers

In het Schilderboek schrijft Karel van Mander in zijn behandeling van Maarten van Heemskerck:
Maar de verandering in zijn manier van schilderen kan men observeren in de zaal van het reeds genoemde Prinsenhof en wel aan de beide deuren van het lakenweversaltaar. Deze deuren tonen aan de binnenkant de Geboorte van Christus en de Drie Koningen: twee goed geschilderde, zeer bewerkelijke voorstellingen vol details, waarop verschillende portretten voorkomen van enkele eenvoudige mensen en ook van Van Heemskerck zelf. Op de buitenkanten is een Maria-Boodschap geschilderd, waarvan de gezichten heel goed naar het leven zijn gedaan. De engel is zeer vreemd en sierlijk uitgedost. Jacob Rauwert, die toen bij hem inwoonde, heeft mij weleens verteld dat hij de onderste, purperkleurige slippen van het kleed had gedaan. Aan dit werk valt te zien hoe goed Van Heemskerck van de architectuur op de hoogte was en hoe hij geneigd was tot het aanbrengen van ornamenten. Dit deed hij tegen het ook door hem vaak gebezigde bekende spreekwoord in: 'Ieder schilder die wil gedijen, vermijde architectuur en opsierderijen.' Er valt ook iets ongewoons te zien: de engel die op een gladde, marmeren vloer staat, wordt daarin weerspiegeld alsof hij op ijs staat, iets wat op gepolijst marmer ook gebeurt.
De Grote- of Sint Bavokerk had in de 16de eeuw ruim dertig altaren die elk toebehoorden aan een gilde. In 1546 kreeg Maarten van Heemskerck opdracht van het Drapeniersgilde, het lakenweversgilde, om twee beschilderde deuren te maken voor hun altaar. Deze werden toegevoegd aan een al bestaand middenstuk. Geschilderd moesten worden de scènes die Van Mander in het citaat hierboven noemt. Het middenpaneel is verloren gegaan. Dit is mogelijk gebeurd toen de Bavokerk gereed werd gemaakt voor de protestantse eredienst in 1578. In dat jaar werden de zijluiken eigendom van de stad en kregen ze een plaats in het Prinsenhof. Op een beschrijvende kaart van de Bavokerk is te lezen dat het altaar ‘van de Hemelvaert Marye byt gilt van de Draepeniers’ was. Een uitbeelding van Maria Tenhemelopneming zou gezien de centrale rol van Maria op de zijluiken goed mogelijk zijn.

Maarten van Heemskerck - Annunciatie
(gesloten luiken)

Van Heemskerck wijkt af van de traditionele iconografie van een Annunciatie. Op het rechterluik nadert Gabriël Maria, geknield op het linkerluik, van achteren. Maria heeft haar gezicht nederig naar beneden gericht en draait zich zijdelings naar hem toe. De duif, de Heilige Geest, daalt vanuit een helder licht op haar neer. Als bron van het licht is God de Vader afgebeeld. De engel houdt niet zijn gangbare attribuut, de lelietak, als teken van zuiverheid en reinheid in zijn hand, maar de olijftak, die staat voor vrede.

Op de bidbank voor Maria ligt anachronistisch een katholiek Latijns missaal dat is geopend bij de lezing op Quatertemper, de woensdag na de derde zondag van de Advent, uit het bijbelboek Jesaja. Van Heemskerck heeft gedeeltes van deze tekst zodanig geschilderd dat de kijker de belangrijkste woorden zou kunnen lezen. Voluit luidt de tekst:
In diebus illis: Dixit Isaias propheta: Erit in novissimis diebus praeparatus mons domus Domini in vertice montium, et elevabitur super colles; et fluent ad eum omnes gentes, et ibunt populi multi, et dicent: Venite et ascendamus ad montem Domini, et ad domum Dei Iacob, et docebit nos vias suas, et ambulabimus in semitis eius: quia de Sion exibit lex, et verbum Domini de Ierusalem.
(Jesaja 2:2-3 in het Latijnse missaal)
In die dagen sprak Jesaja de profeet: Op het einde der tijden zal de berg van het huis des Heren aan de spits der bergen staan en uitsteken boven de heuvelen. En alle naties zullen er heenstromen, en vele volken zullen zich opmaken en zeggen: Komt, laat ons opgaan naar de berg des Heren en naar het huis van de God van Jacob; dan zal Hij ons zijn wegen leren en wij zullen wandelen op zijn paden. Want van Sion zal de Wet uitgaan en vanuit Jeruzalem het woord des Heren.
Gewoonlijk is op voorstellingen van de Annunciatie het boek geopend bij Jesaja 7:14 met de aankondiging van Christus’ geboorte. Zowel de olijftak als de bijbeltekst verwijzen naar Christus als brenger van de vrede. Gabriël draagt een leren voorschoot, afgezet met gouden belletjes, dat op zijn borst bijeen wordt gehouden door een medaillon met een voorstelling van God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, de Drie-eenheid.
Het bed van Maria is gesitueerd in een paleisachtige architectuur met een monumentale marmeren zuil op een hoog voetstuk en marmeren pilasters.

In het landschap op de achtergrond bevindt zich een aantal kleine figuren, die mogelijk verwijzen naar het vervolg: de Visitatie, het bezoek van Maria aan Elisabet, of de volkstelling in Betlehem.

Maarten van Heemskerck - Aanbidding van de herders
(linkerluik)

In tegenstelling tot zijn uitbeelding van de Annunciatie lijdt Van Heemskerck in zijn afbeeldingen op de beide geopende luiken duidelijk aan een horror vacui, de angst voor leegte, want de figuren zij op elkaar gepropt en elke plek is gevuld.

De scène op het linkerluik vindt in een ruïne plaats.
Een van de vroedvrouwen onthult onder toezicht van Maria en Jozef de pasgeboren Jezus aan de bezoekers.
De baby ligt niet in een kribbe, maar op een stenen sarcofaag (zie onder).

In de linkerbenedenhoek zien we een lam dat natuurlijk niet misstaat bij herders, maar hier ook een symbool is van Jezus zelf omdat hij door Johannes de Doper later wordt betiteld als 'Lam Gods'.

De vele mannen en vrouwen symboliseren het eenvoudige volk, mensen met overwegend grove en boerse tronies. Onder hen zien we ook een priester.

De meeste aandacht trekken twee herders op de voorgrond. De ene draagt grijnzend een ram (als offerdier?). De ander bespeelt, hurkend en naar de kijker gedraaid, een draailier, een typisch volksinstrument. Bedoelt Van Mander deze musicerende herder waarin Van Heemskerck zichzelf heeft geportretteerd?

Maarten van Heemskerck - Aanbidding van de wijzen
(rechterluik)

Hier maakt de stedelijke elite kennis met het Christuskind. Nu is het decor geen ruïne maar een klassiek tempelgebouw. En ook hier hebben we te maken met een drukke voorstelling. Maria zit met het Kind op schoot, terwijl de geknielde jonge, zwarte koning een gouden bokaal aanbiedt.

Achter Maria leunen twee mannen op een met een reliëf versierde marmeren balustrade. De rechter heeft een bokaal in zijn hand. Hij stelt vermoedelijk Jozef voor die dit geschenk al in ontvangst heeft genomen van de oudste koning die knielt in de rechterbenedenhoek. Een kind-dienaar houdt zijn kroon vast. De tres op de mouw van de mantel van deze koning is zeer bijzonder (zie onder).
Wie is de linkerman achter de balustrade? Hij vormt zeer opvallend het exacte centrum van het luik. Is het een voornaam lid van de drapeniers? Zijn hoofd heeft de iconografische kenmerken van Christus en wat stelt zijn haarversiering voor?
De derde koning staat in volle lengte te wijzen naar het Christuskind.

Het bonte gevolg van de koningen bestaat uit zwarte en witte dienaren die op olifanten en kamelen de voorstelling binnen rijden. Net zoals de drie onderling verschillende koningen symboliseren zij dat Christus voor alle volken op aarde gekomen is. De houdingen van diverse personen zijn aan klassieke beelden ontleend.

Van kribbe naar kruis

Het is vrij gebruikelijk dat kunstenaars bij uitbeeldingen van de geboorte van Christus op een of andere manier ook verwijzen naar diens kruisdood, van kribbe naar kruis zogezegd, bijvoorbeeld doordat er anachronistisch een crucifix in de stal hangt of door flora en fauna af te beelden die symbolisch zijn voor lijden en dood. Om die reden is het ook goed mogelijk dat het oorspronkelijke verloren gegane middenpaneel van het altaarstuk een Kruisiging heeft voorgesteld. Vergelijk bijvoorbeeld:

Ook Van Heemskerck verwijst op de beide luiken van het Drapeniersaltaar naar Jezus' kruisdood.
Bij de aanbidding van de herders op het linkerluik ligt het Kind Jezus niet in een kribbe maar op een stenen sarcofaag of doodsbed. Voor en op de sarcofaag liggen korenaren. Zij symboliseren in deze context de dood en opstanding. In de christelijke iconografie verwijzen ze naar het graan dat sterft in de aarde om nieuw leven voort te brengen, zoals Jezus zelf zegt:
Werkelijk, Ik verzeker u, als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het één graankorrel, maar wanneer hij sterft brengt hij veel vruchten voort.
(Johannes 12:24)
Dit symboliseert de opstanding van Christus en het nieuwe leven dat uit zijn offer voortkomt.
Korenaren worden ook geassocieerd met de Eucharistie, waarin het graan verwijst naar het brood en Christus' offerdood.


Bij de aanbidding door de Driekoningen op het rechterluik verwijst Van Heemskerck op nog meer subtiele wijze naar Jezus kruisoffer. De mouw van de mantel van de knielende oudste koning bevat negen versieringen met daarin een dobbelsteen verwerkt. Ze verwijzen daarmee naar het moment tijdens de kruisiging als de soldaten dobbelen om de kleren van Jezus. Het is een mooi voorbeeld van Van Heemskercks inventiviteit. Volgens kunsthistorica Koos Levy-van Halm zijn de zichtbare ogen op de dobbelstenen ook symbolisch. De ogen van de zeven dobbelstenen op de tres laten aan de bovenliggende zijde achtereenvolgens 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 6 zien, een totaal van 27. Resteren nog twee dobbelstenen op twee gouden knopen. De dobbelsteen die de tres aan de bovenkant afsluit, laat aan de bovenzijde opnieuw een 6 zien. Opgeteld bij de andere is dat 33, de leeftijd waarop Christus volgens de traditie aan het kruis stierf. Is dat te vergezocht door haar? De negende dobbelsteen rechtsonder waarmee het hermelijnen bovenstuk is vastgezet heeft namelijk aan de bovenzijde 5 ogen. Waarom wordt die niet (mee)geteld?
De detailfoto's zijn afkomstig van afbeeldingen welwillend ter beschikking gesteld door Christi Klinkert, curator Oude Meesters Frans Hals Museum Haarlem en kunsthistorica Mélanie Kunst.

Cornelis Cornelisz van Haarlem - Kindermoord Betlehem
(middenpaneel)

In 1590-1591 bestelde het Haarlemse stadsbestuur bij Cornelis Cornelisz van Haarlem een nieuw middenstuk met een voorstelling van de Kindermoord van Betlehem om de zijluiken van het Drapeniersaltaar opnieuw met elkaar te verbinden. Bovendien maakte hij de lobvormige bovenkant van de zijpanelen recht. De keuze voor een voorstelling van de kindermoord paste in de reformatorische opvattingen bij de iconografie van de zijluiken. Herodes’ opdracht om alle kinderen van het mannelijke geslacht onder de twee jaar te doden, hield direct verband met de geboorte van het Christuskind. Herodes was als tirannieke leider bovendien een voorbeeld van slecht bestuur en daarmee een waarschuwing aan het adres van de stadhouder. Van Haarlem baseerde zich op studies die Van Heemskerck in Rome had gemaakt.
Karel van Mander in zijn Schilderboek:
Het is een voortreffelijk stuk. Er is vooral veel gewoel van naakte kinderdoders te zien en de pogingen van moeders om hun kroost te beschermen. Ook zijn de verschillende verschijningsvormen van vlees op verschillende leeftijden uitgebeeld, zowel van mannen als van vrouwen, als het tere jonge vlees van kinderen en de verandering daarvan op de leeggebloede lichamen ten gevolge van de dood.
Maarten van Heemskerck (1498-1574)
Aanbidding der Wijzen, der Herders en Annunciatie (1546)
Olieverf op twee panelen, 261,5 x 122,5 cm
Haarlem - Frans Hals Museum

Cornelis Cornelisz van Haarlem (1562-1638)
Kindermoord te Betlehem (1591)
Olieverf op doek, 268 x 257 cm
Haarlem - Frans Hals Museum
2016 Paul Verheijen / Nijmegen