Paul Verheijen

MAARTEN VAN HEEMSKERCK

Twee Ecce Homo triptieken

Versie 1544



Dit drieluik van Maarten van Heemskerck bevond zich tussen 1544 en 1572 in de Augustijnenkerk in Dordrecht. Het was gemaakt in opdracht van schout Jan van Drenckwaert en stond opgesteld in de familiekapel. Dordrecht koos voor het calvinisme en in de Augustijnenkerk vond op 25 juli 1572 de eerste protestantse kerkdienst plaats. Intussen waren de catholica uit de kerk verwijderd, onder andere twee drieluiken van Maarten van Heemskerck. Van het eerste drieluik zijn nu alleen de zijluiken bewaard gebleven in het Musée des Beaux-Arts in Straatsburg. Het tweede drieluik, het hier afgebeelde 'Ecce Homo', verhuisde eerst naar de aangrenzende Berckepoort, maar later verdween het spoorloos. Na tal van omzwervingen dook het in 1946 weer op in het Nationaal Museum van Warschau.

Jan van Drenckwaert (±1485-1549) was telg van een voorname familie, hij was de jongste van de 22 kinderen van burgemeester Willem van Drenckwaert (1420-1488). In 1516 werd hij schout van Dordrecht. Hij was gehuwd met Josina van Bekesteyn. Na haar overlijden in 1519 huwde hij met Margaretha de Jonghe van Baardwijk die stierf in 1542. Beide huwelijken bleven kinderloos. Hij werd in de Van Drenckwaertkapel in de Augustijnenkerk begraven bij zijn beide vrouwen. Het drieluik is gemaakt als een memorie- of gedenktafel, een schildering met een religieuze voorstelling waarop tevens de portretten van de te gedenken personen staan afgebeeld.

Het middenpaneel geeft een voorstelling weer uit het lijdensverhaal. Jezus die door de stadhouder Pilatus aan het volk wordt getoond met de woorden ‘Zie, de mens’ (Ecce Homo in de Latijnse Vulgaatvertaling). Christus staat met gebonden handen weerloos voor de verwensingen schreeuwende omstanders. Hij heeft een spotscepter van riet in de hand en op zijn hoofd de doornenkroon.
Maarten van Heemskerck werkte in een vernieuwende stijl: een combinatie van het Nederlandse realisme met een expressieve vormentaal en het gebruik van briljante kleuren, vaardigheden die hij had opgedaan tijdens zijn langdurig verblijf in Rome. Modern is bijvoorbeeld dat de omstanders als het ware schuilgaan achter de lijst en daardoor slechts gedeeltelijk zichtbaar zijn. De benauwende close-up werkt des te sterker doordat we niets van de omgeving zien.
Wie is die raadselachtige jongeman achter Christus' rug die ons recht aankijkt? Zijn onschuldige gelaatsttrekken contrasteren sterk met de lelijke koppen van de spotters. Staat hij model voor de gelovigen in Christus?

Op de geopende zijpanelen zijn schout Jan van Drenckwaert en zijn tweede vrouw Margaretha de Jonge van Baardwijk in geknielde houding en met gevouwen handen afgebeeld. Zij worden vergezeld door hun beschermheiligen: de evangelist Johannes en Margaretha van Antiochië. Naast Margaretha zijn rechtsboven twee stenen reliëfs geschilderd. De voorste is voorzien van een slang en de achterste van een duif. Het zijn verwijzingen naar een tekst uit Matteüs 10:16, Wees dus scherpzinnig als een slang en argeloos als een duif, kwaliteiten die Denkwaerts vrouw blijkbaar had.
Margaretha draagt een crucifix en een boek met daarin weer het jaartal 1544. Rechts van haar zien we de drakenkop. Johannes heeft een kelk met een slangetje als attribuut. Op de achterkant van de zijluiken staan die schutspatronen nogmaals afgebeeld maar nu in grisaille.

Veel van Van Heemskercks religieuze schilderijen werden vernietigd door protestantse beeldenstormers die voorwerpen in verband met het katholieke geloof in heel Nederland in 1566 vernielden. De ‘Ecce Homo’ zoals het drieluik ook wordt genoemd, onderscheidt zich als een belangrijke overlevende van die woelige periode. Dit drieluik is een van de zeldzame nog volledig intacte altaarstukken van Heemskerck, dat zelfs nog in zijn oorspronkelijke lijst is gevat. Die lijst loopt aan de bovenkant uit in een illusionistisch cassetteplafond en is een kunstwerk op zich. De opdrachtgever liet aan beide kanten zijn naam, motto en datering aanbrengen:
ESPOIR / CONFORT[E] / DRENCKWAIRT / 1544, Hoop, Troost / Drenckwaert / 1544.

Versie 1559-60



In deze tweede wat grotere versie heeft Van Heemskerck een meer ruimtelijke achtergrond gecreëerd die kenmerkend is voor zijn rijpe stijl. Christus en Pilatus staan nu niet meer zo beklemd. Door zijn blik en handgebaar dwingt Pilatus de toeschouwer in de rol van oordelend volk. Het kind op de voorgrond strekt zijn arm uit naar de beschouwer die veilig buiten beeld blijft. De twee beulen met hun van razernij vertrokken tronies brengen de folteringen in herinnering die de onschuldige Christus moest doorstaan. De fantasievolle uitdossing van Pilatus met zijn bloedrode beenbedekking, contrasteert met de stemmige kleding van de stichters op de zijluiken.
Op het linkerluik is een oudere heer met zijn volwassen zoon afgebeeld, gekleed in tabbaards gevoerd met gevlekt bont. Zij worden vergezeld door Christoffel. Het betreft hier mogelijk schout Anthoni Jacobsz Bom van Cranenburch die - net als Pilatus - kon beslissen over leven en dood.
Op het rechterluik knielt een oudere dame met vijf jongere vrouwen in met bont gevoerde mantels. Marta achter hen is met haar ragebol de personificatie van de vlijtige huisvrouw. Dit zou dan Craneburchs echtgenote Soetge Arendsdochter kunnen zijn met enkele vrouwelijke familieleden.
Vanwege de twee afgebeelde heiligen neemt men aan dat dit drieluik bestemd was voor de kapel van het Delftse Oudemannenhuis aan de Voldersgracht die aan Christoffel en Marta was gewijd.

In gesloten toestand zien we op de zijluiken twee monumentale profeten:
  • Ezechiël
    In het opengeslagen boek aan zijn voeten is (in vertaling) te lezen:
    Ik werd opnieuw door de hand van de HEER gegrepen. Zijn geest voerde mij mee en Hij zette mij neer in een dal vol beenderen. Ik moest er aan alle kanten omheen lopen, en zo zag ik dat er verspreid over het dal heel veel beenderen lagen, die helemaal waren uitgedroogd. De HEER vroeg mij: ‘Mensenkind, kunnen deze beenderen weer tot leven komen?’ Ik antwoordde: ‘HEER, mijn God, dat weet U alleen.’ Toen zei Hij: ‘Profeteer, en zeg tegen deze beenderen: “Dorre beenderen, luister naar de woorden van de HEER! Dit zegt God, de HEER: Beenderen, Ik ga jullie adem geven zodat jullie tot leven komen.
    (Ezechiël 37:1-5)
    In zijn handen houdt Ezechiël een bijzondere lange boeiketting. Verwijst die naar de woorden die hij van God ontving over de straf die het land Israël te wachten staat Leg de ketenen klaar! (Ezechiël 7:23)? Of is de ketting een symbool van de Babylonische ballingschap van het volk Israël. Ezechiël had de taak om het volk zowel te waarschuwen voor hun zonden als om hen hoop te bieden op bevrijding.
  • Daniël
    Hij wordt vergezeld door een leeuw als verwijzing naar de leeuwenkuil waarin hij ongedeerd bleef. Zijn linkervoet steekt als het ware het beeldvlak uit. Op het papier dat met rode zegellak tegen het voetstuk lijkt te zijn geplakt staat:
    Bied, mijn God, ons een luisterend oor en hoor ons; open uw ogen en zie de verwoesting van de stad waaraan uw naam verbonden is. Niet omdat wij rechtvaardig zouden hebben gehandeld leggen wij onze smeekbeden aan U voor, maar omdat uw barmhartigheid groot is.
    (Daniël 9:18)
Maarten van Heemskerck (1498-1574)
Ecce Homo of Drenckwaert triptiek (1544)
Olieverf op panelen, 162 x 89 cm (middenpaneel), 171 x 51 cm (zijluiken)
Warschau - Nationaal Museum

Ecce Homo triptiek (1559-60)
Olieverf op panelen, 219 x 150 cm (middenpaneel), 219 x 67 cm (zijluiken)
Haarlem - Frans Hals Museum
2016 Paul Verheijen / Nijmegen