Paul Verheijen

FILIPPUS

Filippus Apostolos Filippus Diaconus

Apostel

Door de synoptici wordt Filippus alleen als naam genoemd in de apostellijsten (Matteüs 10:3; Marcus 3:18; Lucas 6,14 en Handelingen van de apostelen 1:13). De evangelist Johannes geeft in vier scènes enkele bijzonderheden over deze leerling van Jezus met een Griekse naam die zoveel betekent als 'paardenliefhebber'. Hij schildert hem af als een trouwe, serieuze en soms wat fantasieloze volgeling van Jezus. Deze vier scènes zijn te lezen onder de knop.

De volgende dag besloot Jezus naar Galilea te gaan. Hij zocht Filippus op en zei tegen hem: ‘Volg Mij.’ Filippus kwam uit Betsaïda, uit dezelfde stad als Andreas en Petrus. Hij zocht Natanaël op en zei tegen hem: ‘We hebben de man gevonden over wie Mozes in de wet geschreven heeft en over wie ook de profeten hebben gesproken: Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazaret!’ ‘Uit Nazaret?’ zei Natanaël. ‘Kan daar iets goeds vandaan komen?’ ‘Ga zelf maar kijken,’ zei Filippus. Jezus zag Natanaël aankomen en zei: ‘Dat is nu een echte Israëliet, een mens zonder bedrog.’ ‘Waar kent U mij van?’ vroeg Natanaël. Jezus antwoordde: ‘Ik had je al gezien voordat Filippus je riep, toen je onder de vijgenboom zat.’ ‘Rabbi,’ zei Natanaël, ‘U bent de Zoon van God, U bent de koning van Israël!’ Jezus vroeg: ‘Geloof je omdat Ik tegen je zei dat Ik je onder de vijgenboom zag zitten? Je zult nog grotere dingen zien.’ ‘Werkelijk, Ik verzeker jullie,’ voegde Hij eraan toe, ‘jullie zullen de hemel geopend zien, en de engelen van God zien omhooggaan en neerdalen naar de Mensenzoon.’
(Johannes 1:43-51)

Daarna ging Jezus naar de overkant van het Meer van Galilea (ook wel het Meer van Tiberias genoemd). Een grote menigte mensen volgde Hem, omdat ze gezien hadden welke tekenen Hij bij zieken verrichtte. Jezus ging de berg op, en ging daar met zijn leerlingen zitten. Het was kort voor het Joodse pesachfeest. Toen Jezus om zich heen keek en zag dat die menigte naar Hem toe kwam, vroeg Hij aan Filippus: ‘Waar kunnen we brood kopen om deze mensen te eten te geven?’ Hij vroeg dat om Filippus op de proef te stellen, want zelf wist Hij al wat Hij zou gaan doen. Filippus antwoordde: ‘Zelfs tweehonderd denarie zou niet voldoende zijn om iedereen een klein stukje brood te geven.’ Een van de leerlingen, Andreas, de broer van Simon Petrus, zei: ‘Er is hier wel een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen – maar wat hebben we daaraan voor zoveel mensen?’ Jezus zei: ‘Laat iedereen gaan zitten.’ Er was daar veel gras, en ze gingen zitten; er waren ongeveer vijfduizend mensen. Jezus nam de broden, sprak het dankgebed uit en verdeelde het brood onder de mensen die er zaten. Hij gaf hun ook vis, zo veel als ze wilden. Toen iedereen volop gegeten had zei Hij tegen zijn leerlingen: ‘Verzamel nu de overgebleven stukken brood, zodat er niets verloren gaat.’ Dat deden ze en ze vulden twaalf manden met wat overgebleven was van de vijf gerstebroden die men had gegeten. Toen de mensen het teken zagen dat Hij verricht had, zeiden ze: ‘Hij moet wel de profeet zijn die in de wereld zou komen.’ Jezus begreep dat ze Hem wilden dwingen mee te gaan, om Hem dan tot koning uit te roepen. Daarom trok Hij zich terug op de berg, alleen.
(Johannes 6:1-15)

Nu was er ook een aantal Grieken naar het feest gekomen om God te aanbidden. Zij gingen naar Filippus uit Betsaïda in Galilea, en vroegen of ze Jezus konden zien. Filippus ging dat tegen Andreas zeggen en samen gingen ze naar Jezus. Jezus zei: ‘De tijd is gekomen dat de Mensenzoon tot majesteit wordt verheven. Werkelijk, Ik verzeker u, als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het één graankorrel, maar wanneer hij sterft brengt hij veel vruchten voort. Wie zich aan zijn leven vastklampt, verliest het, maar wie in deze wereld zijn leven loslaat, behoudt het voor het eeuwige leven. Wie Mij dient moet Mij volgen: waar Ik ben zal ook mijn dienaar zijn, en wie Mij dient zal door de Vader geëerd worden. Nu slaat de angst Mij om het hart. Wat moet Ik zeggen? Vader, laat dit ogenblik aan Mij voorbijgaan? Maar hiervoor ben Ik juist gekomen. Laat nu zien hoe groot uw naam is, Vader.’ Toen klonk er een stem uit de hemel: ‘Ik heb mijn grootheid getoond en Ik zal mijn grootheid weer tonen.’ De mensen die daar stonden en dit hoorden, zeiden: ‘Een donderslag!’ Maar er waren er ook die zeiden dat het een engel was die tegen Hem gesproken had. Jezus zei: ‘Die stem heeft niet voor Mij gesproken, maar voor u. Nu wordt het oordeel over deze wereld geveld, nu zal de heerser van deze wereld uitgebannen worden. Wanneer Ik van de aarde omhooggeheven word, zal Ik iedereen naar mij toe halen.’ Daarmee duidde Hij aan welke dood Hij zou sterven. De mensen zeiden: ‘Maar wij hebben uit de wet begrepen dat de messias eeuwig blijft leven. Waarom zegt U dan dat de Mensenzoon omhooggeheven moet worden? Wie is die Mensenzoon?’ ‘Nog een korte tijd is het licht bij u,’ antwoordde Jezus. ‘Ga uw weg zolang het licht is en laat de duisternis u niet overvallen; wie in het donker loopt weet niet waar hij heen gaat. Geloof in het licht zolang u het licht bij u hebt, dan bent u kinderen van het licht.’ Na deze woorden ging Jezus weg en Hij hield zich voor hen schuil.
(Johannes 12:20-36)

Wees niet ongerust, maar vertrouw op God en op Mij. In het huis van mijn Vader zijn veel kamers; zou Ik anders gezegd hebben dat Ik een plaats voor jullie gereed zal maken? Wanneer Ik een plaats voor jullie gereedgemaakt heb, kom Ik terug. Dan zal Ik jullie met me meenemen, en dan zullen jullie zijn waar Ik ben. Jullie kennen de weg naar waar Ik heen ga.’ Toen zei Tomas: ‘Wij weten niet eens waar U naartoe gaat, Heer, hoe zouden we dan de weg daarheen kunnen weten?’ Jezus zei: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door Mij. Als jullie Mij kennen zullen jullie ook mijn Vader kennen, en vanaf nu kennen jullie Hem, want jullie hebben Hem zelf gezien.’ Daarop zei Filippus: ‘Laat ons de Vader zien, Heer, meer verlangen we niet.’ Jezus zei: ‘Ik ben nu al zo lang bij jullie, en nog ken je Me niet, Filippus? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien. Waarom vraag je dan om de Vader te mogen zien? Geloof je niet dat Ik in de Vader ben en dat de Vader in Mij is? Ik spreek niet namens mezelf als Ik tegen jullie spreek, maar de Vader, die in Mij blijft, doet zijn werk door Mij. Geloof Me: Ik ben in de Vader en de Vader is in Mij. Als je Mij niet gelooft, geloof het dan om wat Hij doet. Werkelijk, Ik verzeker jullie, wie op Mij vertrouwt zal hetzelfde doen als Ik, en zelfs meer dan dat, Ik ga immers naar de Vader. En wat jullie dan in mijn naam vragen, dat zal Ik doen, zodat door de Zoon de grootheid van de Vader zichtbaar wordt. Wanneer je iets in mijn naam vraagt, zal Ik het doen.
(Johannes 14:1-14)

In latere eeuwen zijn allerlei legenden over Filippus verzameld waarin hij nogal eens wordt verward dan wel vereenzelvigd met de diaken Filippus. In de apokriefe geschriften Evangelie van Filippus en Handelingen van Filippus is het niet op voorhand duidelijk of het over de apostel of de diaken gaat. De Legenda Aurea schrijft dit over de apostel.
De apostel Filippus werd, nadat hij twintig jaar overal in Scythië het geloof had verkondigd, door de heidenen gevangengenomen, die hem wilden dwingen te offeren aan het beeld van Mars. Toen kwam er plotseling een reusachtige draak van onder het voetstuk van het beeld tevoorschijn. Hij doodde de zoon van de hogepriester, die het vuur van het offer verzorgde, bracht trìbunen om van wie de dienaren Filippus geketend hielden en besmette de anderen met zijn stinkende adem zodanig dat ze allemaal ziek werden. Filippus zei: 'Geloof wat ik zeg. Verbrijzel dit beeld en vereer in zijn plaats het kruis van de Heer. Dan zullen jullie zieken worden genezen en de doden worden opgewekt.' De zieken, gekweld door hun pijnen, riepen: ' Maak alleen maar dat wij genezen worden. Dan zullen we deze Mars dadelijk verbrijzelen.' Toen sommeerde Filippus de draak naar een onbewoonde streek te gaan, zodat hij niemand kwaad zou kunnen doen. De draak verdween onmiddellijk en liet zich niet meer zien. Daarop genas Filippus alle zieken en verkreeg voor de genoemde drie doden de weldaad van het leven. En zo namen allen het geloof aan en hij predikte nog een jaar voor hen. En nadat hij priesters en diakens bij hen had aangesteld, ging hij naar Klein-Azië, naar de stad Hiërapolis en daar vernietigde hij de ketterij van de ebionieten, die leerden dat Christus een schijnlichaam had aangenomen. Er waren bij hem twee zeer heilige maagden, door wie de Heer velen tot het geloof bekeerde.
Zeven dagen voor zijn heengaan riep Filippus alle bisschoppen en priesters bij zich en zei: 'De komende zeven dagen heeft de Heer mij nog gegeven om u te vermanen.' Hij was toen zevenentachtig jaar oud. Hierna grepen de ongelovigen hem en sloegen hem aan het kruis, precies zoals zijn meester, die hij verkondigde. Zo ging hij over naar de Heer en voltooide zijn leven in een zalige dood. Naast hem werden zijn twee dochters begraven, de ene aan zijn rechterzijde, de andere aan zijn linker.

(Legenda Aurea 62,4-19)
Andere bronnen weten nog aan te vullen dat Filippus een zus had die behoorde tot de 'tal van andere vrouwen' die naast de met naam genoemde Maria Magdalena, Johanna van Chusas en Susanna, Jezus volgden (Lucas 8:1-3). Zij heet in de traditie Mariamna van Lyaconië en heeft als feestdag 17 februari op de liturgische kalender. De kruisiging van Filippus 'precies zoals zijn meester' is volgens andere varianten met zijn hoofd naar beneden (Petrus!) en aan een asymmetrisch kruis.

Relieken

De relieken van Filippus zijn verspreid over verschillende plaatsen in West-Europa, vooral omdat het in de middeleeuwen gebruikelijk was om relieken te verdelen en over kerken te verspreiden voor verering en prestige. We noemen de Basilica dei Santi XII Apostoli in Rome, de Dom van Trier, de kerk van Santi Apostoli in Verona, Rouen, Toledo, verschillende abdijen in Frankrijk en Duitsland en Engeland. De Reading Abbey bijvoorbeeld, gesticht in 1121 door koning Hendrik I van Engeland, werd een van de rijkste en invloedrijkste benedictijnse abdijen van Engeland. Volgens middeleeuwse bronnen schonk Hendrik I aan de abdij relieken van Filippus (zijn schedel?), die hij vermoedelijk had verkregen uit Rome of via contacten met het vasteland van Europa. Bij de ontbinding van de kloosters onder koning Hendrik VIII in de jaren 1530 werd Reading Abbey geplunderd en grotendeels vernietigd en ontbreekt van deze relieken sindsdien elk spoor.

Feestdagen

Binnen de verschillende richtingen van de kerk kent Filippus de volgende data op de heiligenkalender:
  • 1 mei (anglicaanse kerk)
  • 3 mei (rooms-katholieke kerk)
  • 14 november (oosters-orthodoxe kerk)
  • 17 november (armeense kerk)
  • 18 november (koptische kerk)
Het Roomse Martelaarsboek schrijft voor zijn gedachtenis op 1 mei:
De geboortedag van de heilige apostelen Filippus en Jakobus. Nadat Filippus bijna geheel Scythië tot het Christendom bekeerd had, werd hij te Hierapolis, een stad in Klein-Azië, aan het kruis gehecht en onder stenen bedolven. Zo stierf hij een roemvolle dood.

Diaken

Filippus de diaken wordt in de Handelingen vermeld onder de eerste diakens: zeven mannen - onder wie ook Stefanus - die in Jeruzalem werden aangewezen ter ontlasting van de apostelen, die hun voornaamste taak als verkondigers bemoeilijkt zagen door charitatief werk.
Hij trad met succes op als evangelist en bekeerde onder meer de Ethiopiër en Simon de Tovenaar.
Het Roomse Martelaarsboek herdenkt hem op 6 juni:
Te Caesarea in Palestina de geboortedag van de zalige Filippus, een van de zeven eerste diakens. Hij was beroemd om zijn tekenen en wonderen, bracht Samaria tot het christengeloof, doopte de hofbeambte van koningin Candace van Ethiopië en is ten laatste bij Caesarea ontslapen. Naast hem liggen drie van zijn dochters begraven, die maagden en profetessen waren; want zijn vierde dochter is, vervuld van de heilige Geest, te Efese gestorven.
Het verhaal van de doop van de Ethiopische hofbeambte wordt besproken op de menupagina Doop van de kamerling.

Samen met Lucas bezocht Paulus in Caesarea Filippus tijdens zijn laatste reis naar Jeruzalem (Handelingen van de apostelen 21,8-9).
De kerkvader Hiëronymus schrijft dat hij het huis heeft gezien waar Filippus gewoond had en de celletjes van diens eveneens heiligverklaarde dochters.
Filippus zou, volgens een traditie in Byzantium, later bisschop van Tralies (Lydië) geweest zijn.
De naamsgelijkheid met de de apostel Filippus was oorzaak van verwisselingen tussen beide figuren in zowel legende en afbeelding.
Dat geldt niet voor de Legenda Aurea die het onderscheid tussen apostel en diaken wél aanbrengt:
Over de Filippus die een van de zeven diakens was, zegt Hiëronymus in zijn Martyrologium dat hij, beroemd door zijn tekenen en wonderen, ontsliep op 8 juli in Caesarea en dat naast hem drie van zijn dochters zijn begraven; de vierde dochter rust namelijk in Efese. De eerste Filippus verschilt dus van deze: hij was apostel, deze diaken; hij rust in Hiërapolis, deze in Caesarea; hij had twee dochters die de gave van de profetie bezaten, deze had er vier, al zegt de Kerkelijke geschiedenis dat het de apostel Filippus was die vier profeterende dochters had; maar in dit opzicht is Hiëronymus geloofwaardiger.
(Legenda Aurea 62,23-25)

Evangelie

Het apocriefe Evangelie van Filipus is vermoedelijk eind 2e, begin 3e eeuw geschreven in het Grieks.
Hoeveel later het in het Koptisch is vertaald en bewaard is onzeker.
Mogelijk was het bedoeld als een doopinstructie.
De apostel wordt slechts genoemd in paragraaf 91 en dan in de derde persoon, gevolgd door uitspraken die ook van hem zouden kunnen zijn.
De apostel Filippus heeft gezegd: 'Jozef de timmerman plantte een paradijs, omdat hij voor zijn vak hout nodig had!' Hij maakte van de bomen die hij plantte het kruis; aan wat hij plantte kwam zijn zaad te hangen; zijn zaad was Jezus, en het geplante was het kruis.
2016 Paul Verheijen / Nijmegen