Paul Verheijen

JULIANUS

Dertig zaligen en heiligen

De rooms-katholieke kerk kent onder de naam Julianus zo'n dertig personen die zalig of heilig verklaard zijn.
Het is duidelijk dat er onder de vroegste van hen kruisbestuivingen hebben plaatsgevonden in de legendevorming.
Hoofdstuk 30 van de Legenda Aurea behandelt er vier, plus Julianus Apostata, 'de Afvallige', die van monnik tot keizer (361-63) werd, maar die - zijn bijnaam verraadt het al - geen heilige is geworden.
  • Julianus van Le Mans
    Soms beschouwd als de melaatse Simon van Betanië uit Matteüs 26,6 en volgens een toevoeging van Hiëronymus door Jezus is genezen, maar meer waarschijnlijk de eerste bisschop van Le Mans uit de 3e eeuw (feestdag 27 januari).
  • Julianus van Auvergne / Brioude
    Een legerofficier uit vermoedelijk de 4e eeuw die in het geheim christen werd, toen er vervolgingen uitbraken onderdook bij een weduwe, maar zich later toch overgaf aan zijn vervolgers en de marteldood door keeldoorsnijding stierf (feestdag 28 augustus).
  • Julianus van Novara
    Een priester uit eind 4e eeuw die van keizer Theodosius I toestemming kreeg om samen met zijn broer en diaken Julius heidense tempels om te bouwen tot kerken (feestdag 31 januari samen met Julius).
  • Julianus Hospitator, 'de Gastvrije'
    Over hem schrijft Jacobus de Voragine: En er was nog weer een andere Julianus, die zonder het te weten zijn beide ouders doodde. Toen deze Julianus als jonge edelman op een dag aan het jagen was en een hert achtervolgde dat hij op het spoor was gekomen, keerde het hert zich door Gods beschikking opeens naar hem om en zei: 'Jij achtervolgt mij, jij die de moordenaar van je eigen vader en moeder zult zijn? Toen hij dat hoorde, schrok hij hevig. Om te voorkomen dat hem zou gebeuren wat hij van het hert had gehoord, liet hij alles in de steek en ging er in het diepste geheim vandoor. Hij kwam in een ver land en trad daar in dienst van een vorst. Overal, zowel in de krijgsdienst als aan het hof, toonde hij zich zo bekwaam dat de vorst hem tot ridder sloeg en hem een burchtvrouwe, die weduwe was, tot echtgenote gaf. Het kasteel kreeg hij als bruidsschat. Ondertussen reisden de ouders van Julianus, diepbedroefd om het verlies van hun kind, de hele wereld af en vroegen overal ongerust naar hun zoon. Ten slotte kwamen ze bij de burcht waar Julianus slotvoogd was. Het toeval wilde dat Julianus op dat ogenblik afwezig was. Toen de vrouw van Julianus hen had gezien en gevraagd had wie zij waren, vertelden zij alles wat hun zoon was overkomen. Toen begreep ze dat zij de ouders waren van haar man, omdat ze deze dingen vermoedelijk dikwijls van hem had gehoord. Ze ontving hen dan ook hartelijk en uit liefde voor haar man stond zij hun haar eigen bed af en maakte voor zichzelf ergens anders een slaapplaats klaar. De volgende morgen ging de kasteelvrouwe naar de kerk en zie: Julianus, die 's morgens terug was gekomen, ging de slaapkamer binnen om zijn vrouw te wekken. Toen hij daar twee mensen aantrof die naast elkaar lagen te slapen, dacht hij dat het zijn echtgenote met haar minnaar was. Zonder geluid te maken trok hij zijn zwaard en bracht ze allebei om het leven. Zodra hij naar buiten kwam, zag hij zijn vrouw terugkomen van de kerk en vol verbazing vroeg hij haar wie dan in zijn bed sliepen. Zij zei: ʻDat zijn uw ouders, die heel lang naar u gezocht hebben. Ik heb ze in onze slaapkamer laten slapen.' Toen hij dit hoorde, stokte zijn adem. Hij begon bitter te wenen en zei: 'Ach, ik ongelukkige, wat moet ik doen? Ik heb mijn allerliefste ouders gedood! Zie, nu is het woord van het hert vervuld, dat ik, ongelukkige die ik ben, in vervulling heb laten gaan terwijl ik er juist aan wilde ontkomen. Vaarwel nu, allerliefste zuster, want ik zal voortaan geen rust meer hebben tot ik weet dat God mijn boete heeft aanvaard.' Zij antwoordde: 'Dat nooit, allerliefste broeder, dat ik je in de steek laat en dat je zonder mij weggaat. Ik, die jouw deelgenote was in de vreugde, zal ook in het verdriet je deelgenote zijn.' Toen trokken ze samen weg. Aan de oever van een machtige rivier, bij een gevaarlijke oversteekplaats, bouwden ze een groot gasthuis om daar boete te doen en om altijd iedereen te helpen die de rivier wilde oversteken en alle armen gastvrij te ontvangen. Lang daarna hoorde Julianus midden in de nacht, toen hij vermoeid te rusten lag en het bitter koud was, een stem jammerlijk klagen en op droeve toon Julianus' roepen om te vragen of hij hem wilde overzetten. Haastig stond hij op en trof de man al bijna doodgevroren aan. Hij droeg hem zijn huis binnen, stak een vuur aan en probeerde hem warm te maken. Maar omdat hij maar niet warm werd en Julianus bang was dat hij daar zou bezwijken, droeg hij hem naar zijn eigen bed en stopte hem liefdevol onder. Na een korte tijd klom degene die zo zwak en wel een melaatse had geleken, in stralende glans naar de hemel en zei tot zijn gastheer: 'Julianus, de Heer heeft mij naar jou gezonden om je te laten weten dat Hij je boete heeft aanvaard en dat jullie beiden binnenkort zullen rusten in de Heer:' Daarop verdween hij. En korte tijd later ontsliep Julianus met zijn vrouw in de Heer, rijk aan goede werken en aalmoezen.
    (Legenda Aurea 30,52-78)

    Historisch staat er over Julianus Hospitator niets vast.
    Volgens de Speculum Historiale zou hij in het Belgische Ath of ergens in Spanje geboren zijn.
    Een andere versie van het verhaal plaatst Julianus' gasthuis te Potenza bij Macerata in de Italiaanse Marche.
    Het is duidelijk dat de Julianus-legende elementen assimileerde uit de Griekse mythe van Oidipous en de legenden van Eustachius / Hubertus en Christoffel.
    De kerkelijke feestdag van Julianus is op 29 januari.
2016 Paul Verheijen / Nijmegen