Paul Verheijen

HANS MEMLING

Moreeltriptiek


Willem Moreel

Hans Memling schilderde dit drieluik in opdracht van Willem Moreel, burgemeester, bankier en mecenas in Brugge.
Er bestaat een diptiek van Willem Moreel en zijn vrouw Barbara van Hertsvelde van de hand van Memling (zie onder).
Op de achterkant van dat werk zijn de namen en familiewapens van de afgebeelden aangebracht.
De gelijkenis met de schenkers van de triptiek maakte deze identificatie mogelijk.
Moreel deed in 1485 een schenking aan de Sint-Jakobskerk in Brugge waarnaast het grote gezin Moreel woonde.
Hierdoor mocht hij er een altaar oprichten voor de heiligen Maurus en Aegidius en er begraven worden.
Hoewel in de akte geen sprake is van een altaarstuk is het aannemelijk dat Moreel het hier getoonde triptiek hiervoor liet maken.

Gesloten buitenluiken

Als het drieluik gesloten wordt zijn grisailles van Johannes de Doper met het lam en Joris met de draak te zien.
Dit zijn de naamsheiligen van twee zonen van Moreel (zie onder).
Omdat deze grisailles niet de kwaliteit van het binnendeel halen, bestaat het vermoeden dat Memling dit deel van het werk aan een assistent heeft overgelaten nadat hij de voorbereidende tekeningen had gemaakt.

Middenpaneel

Op het middenpaneel zijn drie heiligen afgebeeld, Christoffel in het midden, Maurus van Subiaco, een van de eerste leerlingen van Benedictus, met kromstaf en open boek links en rechts Aegidius van Nîmes, te herkennen aan de hinde en de pijl in zijn arm.
Verschillende elementen uit de legende van Christoffel komen naar voren, het Christuskind op zijn schouder, de kluizenaar die hen bijlicht en de staf waaraan een groene tak ontspringt.
Deze heiligen zijn direct of indirect met het schenkersechtpaar verbonden.
De namen Maurus en Moreel hebben dezelfde etymologie en Aegidius' hert is een verwijzing naar de achternaam van zijn vrouw.
Dat Christoffel in de late middeleeuwen werd aangeroepen om een plotselinge dood te vermijden, kan een verklaring zijn voor de keuze voor deze heilige op het drieluik.

De ranke figuren bevinden zich in een nauwkeurig geschilderd landschap met een bewolkte lucht.
Typisch voor Memlings stijl is hun onbeweeglijke en onaangedane uiterlijk.
Memling probeerde een serene, paradijselijke wereld te creëren, waar het menselijke en het goddelijke elkaar ontmoeten.

Linkerpaneel

Op het linkerpaneel is schenker Willem Moreel te zien met hun zonen Willem, Jan, Joris en Bernard.
Een vijfde zoon (wiens naam onbekend is) is na voltooiing van het schilderij later toegevoegd.
Willem Moreel gaat volgens de mode van die tijd gekleed en draagt een rode met bont gevoerde mantel over zijn zwarte wambuis.

Achter hem met de hand op zijn schouder staat de heilige Wilhelmus de Grote van Malavalle die in het Rooms Martelaarsboek op 10 februari wordt herdacht als kluizenaar.
Willem van Malavalle trok, aldus zijn legende, tegen het midden van de 12e eeuw na een jeugd van plezier en bravoure als boetende pelgrim negen jaar lang naar Jeruzalem, Rome en Santiago.
Daarbij droeg hij als teken van boetvaardigheid over zijn volledige wapenrusting een boetekleed, dat hij zich had laten aanmeten.
In 1153 teruggekeerd probeerde hij in Toscane en onder meer op een eiland bij Pisa, vergeefs groepen eremieten te hervormen.
Twee jaar lang leefde hij daarna met gelijkgezinden in een woeste vallei (Malavalle) in de omgeving van Castiglione della Pescaia (bij Grosseto) tot aan zijn dood in 1157.
Kort daarna ontstond daar de naar hem genoemde orde der willemieten.
Op het schilderij is hij te herkennen aan het habijt dat hij over zijn harnas draagt en zijn eremietenbaard.

Rechterpaneel

Het rechterpaneel toont Willems vrouw Barbara met hun dochters Marie, Barbara, Katelijne, Livina, Anna, Clara, Antonia en Charlotte.
Aan deze zijde zijn drie van naam onbekende dochters ook later toegevoegd.
Oudste dochter Marie was ingetreden bij de dominicanessen, Livina en Clara waren carmelites; ze dragen een habijt met kap dat bij de orde hoort.

Mevrouw Barbara Moreel draagt een diep uitgesneden jurk van zwarte zijde met daaronder een borstlap.
De witte kraag en een rode ceintuur bij haar en een van haar dochters vallen op.
De meeste dochters hebben een zwarte sierlus onder hun hoofdkap.
Beide zijpanelen samen vormen het oudste portret van een volledig gezin (16 kinderen) in de Nederlanden.

Achter haar staat de heilige Barbara met haar attribuut de toren.
Hans Memling (circa 1435-1494)
Moreeltriptiek (1484)
Olieverf op eiken panelen, 121 x 292 cm
Brugge - Groeningemuseum
2016 Paul Verheijen / Nijmegen