Paul Verheijen

MOZES - HET GOUDEN KALF

Exodus 32

Onder knop staat de bijbeltekst.


Toen het volk merkte dat Mozes lang wegbleef en maar niet van de berg af kwam, verdrongen ze zich om Aäron en eisten van hem: ‘Maak een god voor ons die voor ons uit kan gaan, want wat er gebeurd is met die Mozes, die ons uit Egypte heeft geleid, weten we niet.’ Aäron antwoordde: ‘Neem dan uw vrouwen, zonen en dochters hun gouden oorringen af en breng die bij mij.’ Hierop deden alle Israëlieten zonder aarzelen hun gouden oorringen af en gaven die aan Aäron. Alles wat ze hem brachten smolt hij om en hij goot er een beeld van in de vorm van een stierkalf. Het volk riep uit: ‘Israël, dit is je god, die je uit Egypte heeft geleid!’ Toen Aäron zag wat er gebeurde, bouwde hij een altaar voor het beeld en kondigde hij aan dat er de volgende dag een feest voor de HEER zou zijn. De volgende morgen vroeg brachten ze brandoffers en vredeoffers. Ze gingen zitten om te eten en te drinken, en stonden daarna op om uitbundig feest te vieren.
De HEER zei tegen Mozes: ‘Ga terug naar beneden, want jouw volk, dat je uit Egypte hebt geleid, misdraagt zich. Nu al zijn ze afgeweken van de weg die Ik hun gewezen heb. Ze hebben een stierenbeeld gemaakt, hebben daarvoor neergeknield, er offers aan gebracht en gezegd: “Israël, dit is je god, die je uit Egypte heeft geleid!”’ De HEER zei verder tegen Mozes: ‘Ik weet hoe onhandelbaar dit volk is. Houd Mij niet tegen: mijn brandende toorn zal hen verteren. Maar uit jou zal Ik een groot volk laten voortkomen.’ Mozes probeerde de HEER, zijn God, milder te stemmen: ‘Wilt U dan uw toorn laten ontbranden tegen uw eigen volk, HEER, dat U met sterke hand en grote macht uit Egypte hebt bevrijd? Wilt U dat de Egyptenaren zeggen: “Hij heeft hen bevrijd om hen in het ongeluk te storten, om hen in het bergland te doden en van de aarde weg te vagen”? Wees niet langer toornig en zie ervan af onheil over uw volk te brengen! Denk toch aan uw dienaren Abraham, Isaak en Israël, aan wie U onder ede deze belofte hebt gedaan: “Ik zal jullie zo veel nakomelingen geven als er sterren aan de hemel zijn, en het hele gebied waarvan Ik gesproken heb zal Ik hun voor altijd in bezit geven.”’ Toen zag de HEER ervan af zijn volk te treffen met het onheil waarmee Hij gedreigd had.
Mozes keerde zich om en ging de berg af. De twee platen met de verbondstekst droeg hij bij zich. Aan beide kanten waren ze beschreven, aan de voorkant en aan de achterkant. De platen waren Gods eigen werk en het schrift dat erin gegrift was, was Gods eigen schrift. Toen Jozua het geschreeuw van het volk hoorde, zei hij tegen Mozes: ‘Ik hoor strijdkreten in het kamp!’ Maar Mozes zei: ‘Dat is geen gejuich na een overwinning en geen geweeklaag na een nederlaag. Luid gejoel – dát hoor ik.’ Dichter bij het kamp gekomen, zag hij het stierenbeeld en het gedans. Woedend smeet hij de platen aan de voet van de berg aan stukken. Hij greep het stierenbeeld, gooide het in het vuur en verpulverde het. De as strooide hij op het water, en dat liet hij de Israëlieten drinken. Tegen Aäron zei hij: ‘Wat heeft dit volk je misdaan, dat je zo’n zware schuld op hen geladen hebt?’ ‘Ik smeek je je woede te bedwingen,’ antwoordde Aäron. ‘Je weet dat dit volk alleen maar kwaad wil. Ze zeiden tegen mij: “Maak een god voor ons die voor ons uit kan gaan, want wat er gebeurd is met die Mozes, die ons uit Egypte heeft geleid, weten we niet.” Toen ik hun om goud vroeg, deden ze zonder aarzelen hun sieraden af en gaven ze aan mij. Ik gooide ze in het vuur en toen kwam dat kalf eruit tevoorschijn.’
Mozes begreep dat het volk zich had laten gaan omdat Aäron niet ingegrepen had, en dat hun vijanden daarom de spot met hen zouden drijven. Hij ging bij de ingang van het kamp staan en zei: ‘Wie voor de HEER kiest, moet hier komen.’ Alle nakomelingen van Levi voegden zich bij hem. Hij zei tegen hen: ‘Dit zegt de HEER, de God van Israël: Gord je zwaard om, jullie allemaal, doorkruis het kamp in de volle lengte en breedte en dood iedereen die je tegenkomt, al is het je broer, vriend of verwant.’ De Levieten deden wat Mozes hun had opgedragen, en zo kwamen er die dag ongeveer drieduizend Israëlieten om. ‘Vandaag hebt u zich aan de HEER gewijd,’ zei Mozes, ‘door u zelfs tegen uw zonen en broers te keren. U hebt vandaag zijn zegen verworven.’
De volgende morgen zei Mozes tegen het volk: ‘U hebt zwaar gezondigd. Toch zal ik de berg op gaan, naar de HEER; misschien kan ik verzoening bewerken voor uw zonden.’ Hierop keerde hij terug naar de HEER. ‘Ach HEER,’ zei hij, ‘dit volk heeft zwaar gezondigd: ze hebben een god van goud gemaakt. Schenk hun vergeving voor die zonde. Wilt U dat niet, schrap mij dan maar uit het boek dat U geschreven hebt.’ De HEER antwoordde Mozes: ‘Alleen wie tegen Mij gezondigd heeft, schrap Ik uit mijn boek. Leid het volk nu naar de plaats die Ik je heb genoemd; mijn engel zal voor je uit gaan. Maar op de dag van de verantwoording zal Ik hen voor hun zonde ter verantwoording roepen.’
De HEER strafte het volk, omdat ze het kalf hadden gemaakt, het beeld dat Aäron gegoten had.

Stiercultus

Omdat een stier een imposant dier is, meestal de ene bevruchter van een kudde, werd hij in verschillende culturen vereerd als symbool van mannelijke kracht en vruchtbaarheid, en is hij verbonden met verschillende goden. Te denken valt aan de Fenicische god El, de Hittitische god Teshub, in India de stier Nandi gewijd aan Shiva, de witte, wijze stier Sanjivaka en de stierenkracht van een godheid die in de Rig Veda wordt bezongen. Verder kan nog gewezen worden op de Egyptische god Apis die wordt afgebeeld met het hoofd van een stier, Aatxe die in de Baskische mythologie een geest in de vorm van een rode stier, Stier (Taurus in het Latijn) als sterrenbeeld, Minotaurus die als half stier en half man op Kreta leefde en de vleesetende stier in Ethiopië. De stier wordt in deze cultussen gewoonlijk als beeld geplaatst op het voetstuk van een zuil en syboliseert de erboven tronende onzichtbare godheid.
Het gevaar bestaat dat de godheid met het beeld vereenzelvigd gaat worden. En dat is precies de reden voor Mozes' woede en de straf van God door middel van de levieten.
Het verhaal meldt slechts kort dat het volk na gegeten en gedronken te hebben uitbundig ging feesten. Dit suggereert ten minste een vorm van 'uitspatting', al dan niet seksueel gekleurd. Voor schilders was deze vermelding een welkome aanbeveling om feestende mensen rond het gouden kalf uit te beelden. Hoewel de slachting van zo'n 3000 Israëlieten tot de meer morbide verbeelding spreekt, is deze nauwelijks onderwerp geworden in de schilderkunst. Het is dan ook nauwelijks te vatten: een groots en afgrijselijk bloedbad onder volksgenoten in hun eigen vluchtelingenkamp.

Twee gouden kalveren

Bij zijn roeping bij het brandende braambos krijgt Mozes te horen dat het volk bij hun exodus uit Egypte de Egyptenaren moet beroven van hun sierraden. Dat verklaart waarom het volk nu zoveel sieraden kan verzamelen om er een gouden kalf van te smelten.
Koning Jerobeam maakte eeuwen na Mozes overigens zelfs twee gouden kalveren om te aanbidden.
Jerobeam vestigde zich in Sichem, in het bergland van Efraïm, nadat hij de stad eerst had versterkt. Later trok hij daar weg en versterkte hij Penuel. Hij bedacht dat er alle kans was dat het koningschap weer zou terugvallen aan het huis van David en overlegde bij zichzelf: Wanneer het volk naar Jeruzalem blijft gaan om daar offers op te dragen in de tempel van de HEER, zullen ze zich verzoenen met hun heer, koning Rechabeam van Juda. Dan zullen ze mij vermoorden en zich weer bij Rechabeam aansluiten. Na rijp beraad besloot hij om twee gouden beelden te laten maken in de vorm van een stierkalf. Daarop zei hij tegen het volk: ‘U bent nu vaak genoeg op bedevaart naar Jeruzalem gegaan! Israël, dit is uw god, die u uit Egypte heeft geleid.’ Het ene beeld liet hij in Betel plaatsen, en het andere in Dan, waar het door de Israëlieten in optocht naartoe werd gebracht. Zo verviel het volk tot zonde. Jerobeam liet tempels bouwen op de offerhoogten en stelde priesters aan die niet tot de nakomelingen van Levi behoorden, maar afkomstig waren uit alle groepen van de bevolking. Ook stelde hij op de vijftiende dag van de achtste maand een feest in dat leek op het feest in Juda. Hij besteeg dan, in Betel, de treden naar het altaar om offers op te dragen aan de stierenbeelden die hij had laten maken. In Betel installeerde hij ook de priesters die hij voor de offerplaatsen had aangesteld.
(1 Koningen 12:25-32)

Filmprijs

Bij de oprichting van het Nederlands Film Festival in 1981 kwam ter tafel welk dier de Nederlandse filmprijzen moest gaan verbeelden. De Hollandse koe lag voor de hand, maar is van nature nou eenmaal niet erg sprankelend. Filmmaker Wim Verstappen kwam met het idee voor het Gouden Kalf, want dat is dartel en fris en minder zwaarwichtig dan die andere festivaldieren als de Gouden Leeuw (Venetië) en Gouden Beer (Berlijn). Het paste allemaal prachtig bij de Nederlandse film, waarvan hij destijds vond dat die nog in de kinderschoenen stond. Bovendien zal het Verstappen ook niet ontgaan zijn dat er een bijbelverhaal bestaat over een Gouden Kalf, wat toen ook tot een kamervraag leidde van de SGP. Het festival heeft de bijbelbetekenis overigens altijd verre van zich geschoven.
2016 Paul Verheijen / Nijmegen