Paul Verheijen

REISHEILIGEN & PELGRIMSHEILIGEN

Peregrinatio pro Christo

Pelgrimsheiligen werden vooral in de middeleeuwen geëerd en gewaardeerd als degenen die gestalte gaven aan de idee van de 'peregrinatio pro Christo, namelijk dat het leven van de christen een doortocht is naar het uiteindelijke bestaan met Jezus in God.
Uitspraken over deze levenswijze, die door Jezus werd gepredikt en voorgeleefd, zijn in het Tweede Testament legio: Marcus 12,14 (de weg van God); Handelingen 9,2 (christendom is een weg), 1 Petrus 2,11 (christenen als vreemdelingen en ballingen).
Nog belangrijker waren Jezus' woorden in Johannes 4,20-24, in het licht waarvan de opgelegde verplichting om God `in geest en waarheid' te aanbidden overgedragen werden op meerdere heilige plaatsen, zoals Betlehem, Nazaret, Tabor, Jeruzalem, Rome, Santiago en Lourdes.
Ook joodse voorbeelden hadden invloed: Abraham (Genesis 12,1-6) en Jakob (Genesis 3 5,1-6) en aan Jeruzalem als enig bedevaartcentrum (Denteronomium. 16,16 en Psalm 84 en 120-134) en als eschatologische eindbestemming voor alle volkeren (Jesaja 2,2-5).
Motieven voor pelgrimage waren naast anticipatie op het te bereiken, uiteindelijke heil: samenkomen met veel andere christenen, afsmeken van gunsten, en - vaak verplicht en opgelegd na zware vergrijpen - boete doen.
Graag werden grote, belangrijke, voorbeeldige heiligen, die tijdens hun pelgrimage omgekomen waren, ook door thuisblijvende christenen vereerd.
Wanneer zij door pelgrims worden aangeroepen, moeten zij er uiteraard voor zorgen dat de reis voorspoedig en zonder gevaren verloopt.

Hun dracht is op afbeeldingen gewoonlijk een pelgrimskostuum en breedgerande hoed, staf, vaak met kalebas (voor water), reistas.
De Santiagoschelp (coquille) op hoed, gewaad en tas gedragen, werd geleidelijk aan een algemeen pelgrimsteken.

Hieronder een selectie van reis- & pelgrimsheiligen die op deze website worden besproken.
Tot slot is opgenomen hoofdstuk 124 uit de Legenda Aurea dat een aardig beeld oplevert van pelgrimsheiligen.

Selectie

Savinianus en Savina

De feestdag van Savinianus of Sabinianus valt op 29 januari, die van Savina of Sabina op 29 augustus.
Onder de knop is hun hagiografie te lezen zoals opgetekend door Jacobus de Voragine in zijn Legenda Aurea.

Savinianus en Savina waren kinderen van Savinus, een man van hoge adel, maar een heiden, die bij zijn eerste vrouw Savinianus verwekte en bij zijn tweede zijn dochter Savina, en beide kinderen vernoemde naar zichzelf. Toen Savinianus dit vers las: 'Besprenkel mij, Heer, met hysop, en ik zal gereinigd worden; was mij, en ik zal witter worden dan sneeuw>', vroeg hij zich af wat dit betekende, maar hij kon er niet achter komen. Hij ging naar zijn slaapkamer, wierp zich plat ter aarde en bleef zo liggen, in zak en as, zeggend dat hij liever wilde sterven dan de betekenis van deze woorden niet verstaan. Er verscheen hem een engel die zei: ‘Kwel jezelf niet tot de dood, want je hebt genade gevonden bij God; wanneer je gedoopt bent, zul je witter zijn dan sneeuw en dan zul je begrijpen wat nu nog een raadsel voor je is.’ De engel verdween en Savinianus werd blij. maar hij wilde van nu af geen afgoden meer vereren en werd daarom door zijn vader streng berispt. Meer dan eens zei zijn vader tegen hem: ‘Het is beter dat jij, die de goden niet aanbidt, alleen sterft dan dat wij allemaal in jouw dood worden meegesleurd.' Daarop vluchtte hij ongemerkt weg en kwam terecht in Troyes. Toen hij aan de oever van de Seine was gekomen, bad hij tot de Heer dat hij daar gedoopt mocht worden, en daar werd hij gedoopt. En de Heer sprak tot hem: ‘Nu heb je gevonden waarnaar je zolang met inspanning hebt gezocht.’ En terstond stak hij zijn staf in de grond. Hij bad en de staf kreeg voor de ogen van de vele aanwezigen bladeren en bloemen, met het gevolg dat elfhonderdacht mannen in de Heer geloofden.

Toen keizer Aurelianus dit hoorde, stuurde hij een aantal soldaten om hem gevangen te nemen. Ze troffen hem biddend aan en durfden niet dicht bij hem te komen. Daarop zond de keizer meer soldaten dan de eerste keer. Toen ze bij hem kwamen, sloten ze zich aan bij zijn gebed. En nadat hij was opgestaan, zeiden ze tegen hem: ‘De keizer wenst u te zien.’ Hij ging met hen mee, maar omdat hij weigerde te offeren, liet de keizer hem de handen en voeten binden en hem slaan met ijzeren stangen. Savinianus zei tegen hem: ‘Nog meer folteringen, als u kunt.' Toen gaf hij bevel hem midden in de stad vast te bìnden op een bank en er houtblokken en olie een vuur onder te stoken om hem te verbranden. Maar de vorst zag hem midden in de vlammen staan en tegelijkertijd bidden, Van verbijstering viel hij op de grond. Toen hij weer opstond, zei hij tegen hem: ‘Boosaardig monster, zijn de zielen die je bedrogen hebt, je nog niet genoeg? Wil je ook ons je toverkunsten voor de gek houden?' Waarop Savìnianus: ‘Nog vele zielen zullen door mij in de Heer geloven, ook u.' De keizer vervloekte de naam van de Heer en gaf bevel hem de volgende dag aan een paal te binden en met pijlen op hem te schieten. Maar de pijlen bleven links en rechts van hem in de lucht hangen: geen enkele verwondde hem. De volgende dag kwam de keizer naar hem toe en zei: ‘Waar is nu jouw god? Laat hij nu komen en je van deze pijlen bevrijden.' Meteen schoot een van de pijlen vooruit, trof de vorst in het oog en maakte hem blind. Hij ontstak in woede en gaf opdracht hem in de kerker te werpen en de volgende dag te onthoofden. Maar Savinianus bad dat hij overgebracht zou worden naar de plaats waar hij was gedoopt. Zijn ketenen braken, de deuren gingen open, hij liep midden tussen de soldaten door en ging naar de genoemde plaats. Toen de keizer dat hoorde, gaf hij bevel hem te achtervolgen en hem het hoofd af te houwen. Savinianus zag dat de soldaten hem achtervolgden. Hij liep over het water alsof het rotsbodem was totdat hij de plaats van zijn doopsel bereikte. De soldaten kwamen wadend aan de overkant. Ze schrokken ervoor terug hem te doden, maar hij sprak tot hen: ‘Sla me gerust dood en breng wat van mijn bloed naar uw keizer, opdat hij het licht in zijn ogen terugkrijgt en de kracht van God erkent.' Zo werd hij doodgeslagen, maar hij pakte zijn hoofd op en droeg het negenenveertig stappen ver. Wat de keizer betreft, toen hij zijn oog met het bloed van Savinianus had bestreken, was hij op slag genezen en zei: ‘Waarlijk goed en groot is de God van de christenen.’ Dit kwam een vrouw ter ore die al veertig jaar het licht van haar ogen moest missen. Ze liet zich naar die plaats dragen en kreeg, nadat ze had gebeden, dadelijk het licht terug.

Savinianus stierf de marteldood omstreeks het jaar des Heren 275, op 29 januari. Maar zijn geschiedenis wordt hier ingevoegd om haar te verbinden met die van zijn zuster, van wie het feest vandaag * op de eerste plaats gevierd wordt.

Zijn zuster Savina beweende haar broer elke dag en bad voor hem tot de afgoden. Ten slotte verscheen haar een engel in haar slaap die zei: ‘Savina, ween niet, maar laat alles wat je bezit achter en je zult je broer vinden, tot de hoogste eer verheven’ Toen ze wakker werd, zei ze tegen het meisje dat met haar grootgebracht was: ‘Lieve vriendin, heb je iets gemerkt?’ En zij antwoordde: 'Jazeker, mevrouw. Ik zag een mens met u praten, maar wat hij zei, weet ik niet. Zul je me niet verraden?’ En zij: 'Natuurlijk niet, mevrouw. Doe wat u wilt, alleen: dood uzelf niet.' En zo gingen beide vrouwen er de volgende dag in stilte vandoor. Haar vader liet lang naar haar zoeken, maar vond haar niet. Hij hief zijn handen ten hemel en zei: 'Indien u de machtige god in de hemel bent, verpulver dan mijn afgodsbeelden. die mijn kinderen niet konden redden'. Toen liet de Heer een donderslag weerklinken en verbrijzelde alle afgoden. En velen die het zagen, kwamen tot geloof. De heilige Savina was intussen in Rome aangekomen en werd door paus Eusebius gedoopt. Zij genas twee blinden en twee lammen, en bleef daar vijf jaar wonen, In haar slaap verscheen haar een engel die zei: 'Savina, wat ben je aan het doen? Je hebt je rijkdom verlaten en nu leef je hier in weelde? Sta op en ga naar de stad Troyes. Daar zul je je broer vinden.' Ze zei daarop tegen haar dienares: 'Wij noeten niet langer hier blijven wonen.’ Zij zei: 'Maar mevrouw, waar wilt u heen? Iedereen hier houdt van u en u wilt in den vreemde sterven?’ Zij antwoordde: ‘God zal voor ons zorgen.' Zij nam een gerstebrood mee en ging naar de stad Ravenna. Ze kwam bij het huis van een rijke man, wiens dochter beweend werd alsof ze al gestorven was, en vroeg daar een dienares om onderdak. Maar die zei: ‘Mevrouw, hoe kunt u hier als gast ontvangen worden terwijl de dochter van mijn meesteres op sterven ligt en allen in diepe rouw gedompeld zijn?’ Zij zei: ‘Omwille van mij zal zij niet sterven.’ Zij ging naar binnen, nam het meisje bij de hand en liet haar gezond opstaan. Men wilde haar daar houden, maar zij weigerde beslist.

Toen ze nog maar een mijl van Troyes verwijderd was, zei ze tegen haar dienares dat ze even wilde uitrusten. En zie, daar kwam uit de stad een edelman, Licerius genaamd, die hun vroeg: 'Waar komt u vandaan?’ Savina antwoordde: Ik kom van hier, uit deze stad.' Hij zei: ‘Waarom liegt u? Uw spraak verraadt dat u een vreemdelinge bent.' En zij: 'Heer, ik ben inderdaad een vreemdelinge en ik zoek mijn broer Savinianus, die ik lang geleden verloren heb.’ Daarop sprak hij: ‘De man die u zoekt, is kort geleden om Christus' wil onthoofd en daar en daar begraven.' Toen wierp zij zich in gebed ter aarde en sprak: 'Heer, U die mij altijd als een kuise vrouw hebt bewaard, laat niet toe dat ik me nog langer afmat met akelige reizen en mijn lichaam nog van deze plaats verwijder. Ik vertrouw U mijn dienares toe, die voor mij zoveel heeft verdragen; en maak dat ik mijn broer, die ik hier niet heb kunnen zien, in uw rijk zal mogen aanschouwen.’ Nadat zij haar gebed beeindigd had, ging zij heen naar de Heer. Toen haar dienares dat zag, begon zij te wenen omdat zij niets had om haar te begraven. Maar de man van wie al sprake was, stuurde een heraut de stad door om de mensen op te roepen de vreemdelinge te komen begraven. Zij kwamen en gaven haar een waardige begrafenis.

Op deze dag * valt ook het feest van sint Sabina, de vrouw van de soldaat Valentinus. Zij werd onder keizer Hadrianus onthoofd omdat zij niet wilde offeren.
(Legenda Aurea 124,1-87)
* Bedoeld is 29 augustus, de feestdag van Savina
2016 Paul Verheijen / Nijmegen