Paul Verheijen

SCHEPPINGSVERHALEN

Eerste bijbelse scheppingsverhaal: een hymne - Tweede bijbelse scheppingsverhaal: een etiologie - Derde scheppingsverhaal: Lilit - Iconografie

Eerste bijbelse scheppingsverhaal: een hymne

De scheppingshymne of het scheppingsgedicht is de veelbesproken opening van de bijbel (Genesis 1:1 - 2:4a). Hoewel het staat aan het begin is het een van de jongste stukken in de bijbel en werd het gebruikt tijdens de erdienst in de tempel. De voorganger prijst de Schepper en maakt een opsomming van de schepping van het licht, het water, de aarde, de planten, de dieren en de mensen. Overeenkomstig de dagen van de week speelt het getal zeven een prominente rol in de hymne. De gemeente valt telkens opnieuw in met het zevenlettergrepige lof- en dankrefrein: wa-jar e-lo-hiem kie tov, God zag: ja goed!

God schept de zesde dag de mens.
In het Hebreeuws staat er letterlijk: wajivra elohiem et ha-adam betsalmo betselem elohiem bara oto zakhar oeneqeva bara otam,
toen schiep God de (oer)mens naar zijn beeld naar het goddelijk beeld heeft hij hem geschapen mannelijk en vrouwelijk heeft hij hen geschapen.

Merk op dat er geen sprake is van 'namen' voor een 'mensenpaar'. De termen 'adam' en 'eva' zitten wél in het Hebreeuws ingesloten. De dichter van deze hymne schrijft over de mensheid die een mannelijke en vrouwelijke kant heeft. Bijgevolg is er ook geen sprake van ondergeschiktheid van vrouw aan man of omgekeerd.

Tweede bijbelse scheppingsverhaal: een etiologie

Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde, zo werden ze geschapen. In de tijd dat de HEER God aarde en hemel maakte, groeide er op de aarde nog geen enkele struik en was er geen enkel gewas opgeschoten, want de HEER God had het nog niet laten regenen op de aarde, en er waren geen mensen om het land te bewerken; wel was er water dat uit de aarde opwelde en de aardbodem overal bevloeide. Toen maakte de HEER God de mens. Hij vormde hem uit stof, uit aarde, en blies hem levensadem in de neus. Zo werd de mens een levend wezen. De HEER God legde in het oosten, in Eden, een tuin aan en daarin plaatste Hij de mens die Hij had gemaakt.
Zo begint het tweede scheppingsverhaal (Genesis 2:4b - 3:24) dat een heel andere sfeer ademt. Natuur- of cultuurverschijnselen krijgen hier mythologische verklaringen. In deze scheppings-etiologie horen we bijvoorbeeld waarom man en vrouw zich seksueel tot elkaar aangetrokken voelen, hoe de zonde in de wereld kwam, waarom er dieren zonder poten zijn, waarom een vrouw pijn lijdt bij een bevalling en waarom een man hard moet werken.

In deze versie wordt God aangeduid met de vier letters JHWH en heeft hij menselijke eigenschappen: hij neemt stof van de aarde, boetseert, blaast, loopt rond, praat, enzovoort.
De schrijver speelt voortdurend met (Hebreeuwse) woorden:
  • adam - adamah = mens(heid) - klei(grond)
  • isj - isjah = man - mannin (=vrouw)
Omdat 'mens' die hij geschapen heeft, eenzaam is, boetseert JHWH alle landdieren en vogels. Maar 'mens' vindt geen passende hulp. Dan brengt JHWH 'mens' in slaap en neemt een tsela van hem weg, letterlijk een flank, de zijkant van de buik tussen onderste ribben en heup. Daaruit boetseert hij het vrouwelijke. 'Mens' geeft haar pas later een naam: Chawwah, Eva, 'levengeefster'.
En zo kennen wij het eerste mensenpaar als:

Adam en Eva

In de joodse traditie werden de letters van de naam van Adam begrepen als verwijzingen naar de vier windstreken: Anatolè (opkomst = oost), Dusis (ondergaan = west), Arkton (grote beer = noord) en Mesembria (middag = zuid). Op deze wijze verenigt Adam de hele wereld in zijn naam.
In navolging van Paulus die meermalen spreekt over het verband tussen Adam en Christus, die hij de tweede Adam noemt, vertelt het christendom in legendes dat Adam werd begraven op de plaats waar Jezus later was gekruisigd: Golgotha.
Op 24 december, op de vooravond van het geboortefeest van Jezus gedenkt het roomskatholicisme de stamvader en -moeder van het mensengeslacht.
Dit tweede scheppingsverhaal heeft geleid tot de opvatting dat de vrouw ondergeschikt is aan de man (wat nooit geconcludeerd kan worden uit het eerste): de vrouw is immers uit de man voortgekomen.

Eden

Het Hebreeuwse woord êden betekent eigenlijk 'woestijn'. De schrijver heeft blijkbaar de soortnaam van de woestijn als eigennaam van een tuin opgevat. Het is niet verwonderlijk dat men er nooit in zal slagen de exacte locatie ervan te bepalen.
Eden wordt ook wel in verband gebracht met hedonisme en zou dan staan voor 'lust'.

Een niet ter zake doend feitje:
In 1968 had de Amerikaanse popgroep Iron Butterfly een enorme hit. De titel ervan was The Garden of Eden. Tijdens de opname was zanger Doug Ingle echter behoorlijk onder invloed en zong hij In A-Gadda-Da-Vida. Deze titel bleef staan.

Derde scheppingsverhaal: Lilit

De opvatting over de al dan niet ondergeschiktheid van de vrouw aan de man botst in beide scheppingverhalen. Er zijn verschillende verklaringen voor het bestaan ​​van deze twee verschillende versies. Hieronder de verklaring zoals opgeschreven in Het Alfabet van Ben-Sira, een geschrift waarschijnlijk uit de 11e eeuw. Ben Sira suggereert dat de eerste vrouw eigenlijk niet Eva was, maar Lilit. Omdat ze samen met Adam als onderdeel van een geheel was geschapen, dacht ze dat ze ook aan hem gelijk was. Adam klaagde, en God verbande Lilit uit de tuin en schiep vervolgens Eva uit Adams lichaam, zodat ze altijd zou weten dat ze ondergeschikt was.
Toen God de eerste mens Adam alleen schiep, zei God: 'Het is niet goed dat de mens alleen is.' God schiep een vrouw voor hem, van de aarde zoals hij, en noemde haar Lilit. Adam en Lilit begonnen prompt met elkaar te discussiëren: zij zei: ‘Ik zal niet beneden liggen’, en hij zei: ‘Ik zal niet beneden liggen, maar boven, aangezien jij geschikt bent om beneden te zijn en ik om boven te zijn.' Ze zei tegen hem: ‘Wij tweeën zijn gelijk, omdat we allebei van de aarde komen.’ En ze wilden niet naar elkaar luisteren. Sinds Lilit zag hoe het was, sprak ze Gods onuitsprekelijke naam uit en vloog weg de lucht in. Adam stond in gebed voor zijn Maker en zei: 'Meester van het universum, de vrouw die u mij gaf, is voor mij gevlucht!' God stuurde onmiddellijk drie engelen Sanoy, Sansenoy en Samangelof achter haar aan om haar terug te brengen. God zei: 'Als ze wil terugkeren, goed en wel. En zo niet, dan moet ze accepteren dat er elke dag honderd van haar kinderen zullen sterven.' De engelen achtervolgden haar en haalden haar in de zee in, in woeste wateren (dezelfde wateren waarin de Egyptenaren op een dag zouden verdrinken), en vertelden haar Gods bevelen. En toch wilde ze niet terugkeren. Ze vertelden haar dat ze haar in zee zouden verdrinken, en zij antwoordde. 'Laat me alleen! Ik ben alleen geschapen om baby's ziek te maken: als het jongens zijn, zal ik vanaf de geboorte tot dag acht macht over ze hebben; als het meisjes zijn, vanaf de geboorte tot dag twintig.' Toen ze haar antwoord hoorden, smeekten ze haar om terug te komen. Ze zwoer hen in de naam van de levende God dat wanneer ze hen of hun namen of hun afbeeldingen op een amulet zou zien, ze die baby niet zou overmeesteren, en ze accepteerde dat honderd van haar kinderen elke dag zouden sterven. Daarom sterven elke dag honderd demonen, en daarom schrijven we de namen van de drie engelen op amuletten van jonge kinderen. Als Lilit ze ziet, herinnert ze zich haar eed en wordt het kind beschermd en genezen.
(Samenvatting van Alfabet van Ben Sira 78)
In het jodendom was Lilit een demonenfiguur die woont in de woestijn of in verlaten ruïnes (zie Jesaja 34:14). De naam werd populair afgeleid van lajil, nacht. Lilit werd daarom opgevat als een nachtelijk spook. Dit derde scheppingsverhaal vormt ook de basis van een amulet dat tot op de dag van vandaag door joodse vrouwen na de bevalling wordt gebruikt waarop de namen van de drie engelen en de tekst 'Adam en Eva, behalve Lilit'.
Interessant in dit verband is Michelangelo's plafondfresco in de Sixtijnse kapel van de Schepping van Adam

Iconografie

Adam en Evan, al dan niet gekleed, zijn misschien wel het meest vaak uitgebeelde paar uit de bijbel.
De zondeval en de verdrijving uit het paradijs is dan de gebruikelijke context.
Vaak worden er ook verschillende (exotische) dieren bij afgebeeld.
Op een prent van Rembrandt (zie afbeelding *) is de in zijn tijd bekende Hansken afgebeeld, een slagtandloze olifant uit Sri Lanka die tussen 1630 en 1655 in Europa allerlei kunstjes vertoonde en vanwege het voeren van teveel brood zo rond werd als een ton.
In de Physiologus, een Griekse collectie van gemoraliseerde dierenverhalen uit de 3e/4e-eeuw die aan de basis lag van de populaire bestiaria in de middeleeuwen, belichaamt de olifant kuisheid.
In het paradijs hoort ze dus thuis vóór de zondeval.
* Tekening, 16 x 12 cm (Haarlem - Teylers Museum)
2016 Paul Verheijen / Nijmegen