Paul Verheijen

TAPIJT KATHEDRAAL GIRONA

Geborduurde schepping

Restant

El Tapís de la Creació, het tapijt van de schepping, dateert uit de tweede helft van de 11de of op zijn laatst begin 12de eeuw en is daarmee een van de oudste voorbeelden van kostbaar handwerk in middeleeuws Europa.
Het hangt in de achterste van de vier kapittelruimtes in het nu als museum ingerichte kloostergedeelte van de Kathedraal van Girona in het Spaanse Catalonië.
Dergelijke decoratieve werken zijn zeldzaam in de huidige kerken, maar kwamen veelvuldig voor in Romaanse kerken van de 11de en 12de eeuw.
De naam 'tapijt' is eigenlijk foutief, het betreft namelijk een borduurwerk.
Het werk is incompleet, aan de randen flink beschadigd en uiterst kwetsbaar.
In 1952 is het gerestaureerd.
Tegenwoordig wordt het door middel van niet schadelijke led-verlichting achter glas tentoongesteld.

Pere de Palol i Salellas (1923-2005), hoogleraar in de paleo-christelijke archeologie, heeft verondersteld dat het oorspronkelijke werk drie keer zo groot was.
De driedelige structuur was volgens hem van boven naar beneden:
  • De Schepping
  • De Vinding van het Ware Kruis door Helena.
    Nog te lezen zijn de namen SANCTA HELENA, IUDAS, HIERUSALEM.
    Een van de altaren in de kathedraal was gewijd aan het Heilig Kruis en dit werk diende mogelijk ter versiering van dit altaar.
  • De Apokalyps
    Salellas beschouwde dit deel als pendant van de Schepping
Overgebleven is nu dus slechts - maar meet desondanks toch nog 3.65 bij 4.70 meter - het bovendeel over de bijbelse scheppingsverhalen uit Genesis 1 en 2 en een gerafeld randje met felrode ondergrond van de bovenkant van het middendeel.

Wegens gebrek aan ruimte zijn sommige woorden in de teksten afgekort.
Op deze pagina worden ze echter voluit geschreven.

In het begin

In de grootste buitenste ring staan drie tekstfragmenten uit de Latijnse Vulgaatvertaling van het eerste hoofdstuk van Genesis geschreven.

IN PRINCIPIO CREAVIT DEUS CELUM ET TERRAM
MARE ET OMNIA QUA IN EIS SUNT
ET VIDIT DEUS CUNCTA QUE FECERAT ET ERANT VALDE BONA


In het begin schiep God de hemel en aarde
(Genesis 1,1)
zee en alles dat daarin/daarop is
(Genesis 1,9-30 samengevat)
en God zag alles dat hij gemaakt had en het was zeer goed
(Genesis 1,31a)

Bij het uitbeelden van de scheppingsdagen binnen deze ring heeft men meer gelet op de symmetrie dan op de volgorde van de scheppingsdagen.

De Scheppingsdagen

1/9

DIXIT QUOQUE DEUS FIAT LUX ET FACTA EST LUX
(Genesis 1,3)

God - voorgesteld als Christus Pantokrator - sprak er moet licht zijn en er was licht.
Het boek in zijn hand vermeldt
SANCTUS DEUS (Heilige God)
Op schouderhoogte
REX FORTIS (Sterke Koning)
Mogelijk een verwijzing naar Psalm 24,8.
Merk op dat de letter F bij FIAT en FORTIS is geborduurd als een E.

2/9

ET FEREBATUR SUB AQUAS
(Genesis 1,2b)
De geest van God die over de wateren zweeft, wordt hier voorgesteld als een duif.

3/9

LUX
(Genesis 1,3)
Licht is voorgesteld als een engel.

4/9

UBI DIVIDAT DEUS AQUAS AB AQUIS
(Genesis 1,6b)
De scheiding van de wateren en de schepping van zon, maan en uitspansel worden samen afgebeeld.

In de cirkel
SOL, LUNA, FIRMAMENTUM
(Genesis 1,16-17)

5/9

ADAM NON INVENIEBATUR SIMILEM SIBI
(Genesis 2,20b)
Adam vindt zijn gelijke niet.
Op zijn knieën zien we een swastika, een oeroud welzijnssymbool dat niet veel wordt gebruikt binnen het christendom.
Waar het hakenkruis wél wordt toegepast is het meestal puur als decoratie en heeft het dus gewoonlijk geen expliciete religieuze betekenis, hoogstens als symbool van geluk.

6/9

VOLATILIA CELI MARE
(Genesis 1,20-21)
Opvallend zijn de vogels en zeedieren ofwel realistisch of fantastisch voorgesteld.

7/9

INMISIT DOMINUS SOPOREM IN ADAM ET TULIT UNAM DE COSTIS EIUS
(Genesis 2,21)
Bij de schepping van Eva uit een rib van Adam wordt de komende zondeval al verondersteld in de aanwezigheid van twee bomen, de boom van de kennis van goed en kwaad en de boom van het leven.

Het bijschrift bij de rechterboom luidt LIGNUM POMIFERUM
(Genesis 2,9b)
Letterlijk de vruchtboom, maar het Latijnse pomum kan ook appel betekenen.

8/9

FECIT DEUS FIRMAMENTUM IN MEDIO AQUARUM
(Genesis 1,6)
Schepping van het uitspansel

9/9

TENEBRAE ERANT SUPER FACIEM ABYSSI
(Genesis 1,2a)
In symmetrie met Licht wordt ook Duisternis die over de diepte lag voorgesteld als engel.

Overige afbeeldingen

De vier hoeken grenzend aan de cirkel de vier winden:
Dit iconografische model is tamelijk uniek in Romaanse kunst.
  • SEPTENTRIO Noorderwind linksboven
  • SUBSOLANUS Oosterwind rechtsboven
  • AUSTER Zuiderewind rechtsonder
  • CEPHIRUS Westerwind linksonder
In het volledige werk waren de randen waarschijnlijk voorzien van een aantal bijbelse figuren, de rivieren van het Paradijs, de vier jaargetijden, de maanden van het jaar en de dagen van de week.
De maanden worden voorgesteld door het werk dat in die maand gedaan moet worden.
De oorspronkelijke onderrand ontbreekt volledig.
De bovenrand van links naar rechts:
  • GEON, personificatie van de paradijsrivier Gichon
  • SAMSON, zie onder
  • AESTAS, zomer
  • AUTUMNUS, herfst
  • ANNUS, het jaar
  • Winter
  • Lente
  • Herakles (?), zie onder
  • Fragment personificatie andere paradijsrivier, de Pison (?)

De rechter Simson heft een ezelskinnebak op waarmee hij duizend Filistijnen om zeep helpt (Rechters 15,15-17).
Over zijn arm draagt hij kleren die verwijzen naar het doodslaan van 30 mannen omdat Simson hun kleren moet hebben om een verloren raadselweddenschap in te lossen (Rechters 14,12-20).

Een bijschrift bij de andere figuur ontbreekt helaas.
Identificatie is onzeker en gebaseerd op de knuppel en het dier in zijn handen.
De beste argumenten zijn er voor de mythologische held Herakles (Hercules).
Het verhaal van Simson vertoont vele overeenkomsten met dat van hem, denk aan het doden van een leeuw.
Herakles wordt gewoonlijk afgebeeld met knuppel en een leeuwenhuid en is in de gotische beeldhouwkunst van kerken nogal eens de tegenhanger van Simson.
Het dier op de afbeelding zou een leeuw kunnen zijn, maar ook de hellehond Kerberos die Hercules als twaalfde werk uit de onderwereld moest halen.
Vanaf de derde eeuw wordt Herakles in de christelijke cultuur gezien als de slaaf die door hard werken een plaatst in de hemel weet te krijgen.
Schilderingen in de catacomben in Rome tonen hem met nimbus.
Zo werd Herakles in de loop der eeuwen gekerstend en werd hij voorafschaduwing van Christus zelf als Heiland.
Verdere parallellen met Christus liggen voor het oprapen: halfgod, afdaling in de onderwereld, bedwinging kwade machten, lijden, dood en apotheose.
De linkerrand van boven naar beneden:
  • IUNIUS
  • MAIUS
    Bij de maanden juni en mei staat naast de maan het woord SOL (zon).
    Was er geen plaats meer om deze (helemaal) af te beelden en daarom maar geschreven?
  • APRILIS
  • MARCIUS
    Bij deze maand staat CICONIA (ooievaar).
    Zou de maker gedacht hebben dat zijn uitbeelding van deze vogel niet zo geslaagd is?
  • DIES SOLIS
    De figuur in de door vier paarden getrokken zonnewagen is getooid met een krans van negen zonnestralen.
    In zijn rechterhand heeft hij een bloeiende bloem en nog een voorwerp, wellicht een scepter.
    Gaat het hier om een of andere zonnegod?
    In zijn linkerhand draagt hij echter een schild met daarop een kruis.
    Is hier dan sprake van Christus of het Christuskind (het gezicht oogt kinderlijk)?
    Het christendom nam enkele gebruiken over van de Sol Invictus cultus, hetgeen duidelijk wordt in de vroeg-christelijke iconografie waarin Christus wordt afgebeeld met een zonnekroon en wordt betiteld met deus sol invictus of sol iustitiae.
  • FEBRUARIUS
    Bij het blazende hoofdje in februari en maart staat FRIGUS (koude).
  • Vermoedelijk daaronder stond nog januari.

De rechterrand - nu zwaar beschadigd - bevatte waarschijnlijk juli, augustus, september, oktober, DIES (LUNAE, maandag?) met daaronder nog november en december.
In drie maanden staat weer SOL geschreven.
2016 Paul Verheijen / Nijmegen