Paul Verheijen

JHERONIMUS BOSCH

Tuin der lusten - 8 - Rechter binnenluik

Infernaal landschap

Het rechter binnenluik spreidt in een prikkelend realisme de hel tentoon.
Referentiepunt is de reusachtige figuur in het centrum.
Ook in het rechterpaneel zien we een driedeling: vooraan verdorde aarde, in het midden buiten zijn oevers getreden water en aan de horizon het silhouet van een brandende stad.

Boven


De brandende stad doet denken aan een in oorlog ten onder gaande wereld en aan de verwoestende brand die Bosch in 1463 in Den Bosch heeft meegemaakt.
We zien contemporaire gebouwen, voorwerpen en kleding, waardoor het geheel wordt voorgesteld als iets wat gaande is of binnenkort staat te gebeuren.

Midden


De zogenaamde 'boommens' is een enorme bleke gedaante (verwijzend naar de nakomelingen van de dochters van Kaïn?) die ons zijn achterwerk toesteekt en over zijn schouders naar ons omkijkt.
Als een groteske hoed staat er een grite schijf op zijn kop, waarop drie paren van zondaars rond een rode dodelzak dansen.
Ze worden gadegeslagen door een duivel, terwijl een andere duivel uit alle macht het walmende instrument bedient.
De armen en benen van de boommens zijn versmolten en worden gevormd door bladerloze holle bomen met elk één tak.
In het eivormige lijf zit een kroeg die door een vlag met een doedelzak wordt aangegeven.
De doedelzak staat voor wereldse muziek en tegelijk een geslachtssymbool en een teken van losbandigheid.
Binnen vult een vrouw kruiken uit een vat en zitten drie mannen op een pad aan tafel.
Er lijkt vuur op hen af te komen.
Het binnenste wordt doorboord door twee takken, waaraan een helm en een kruisboog hangen.
Aan de voorste rand steunt een man peinzend op zijn arm.
Daarnaast leunt een ladder, waarlangs een vogel-ridder-vlinder-duivel twee zondige zielen naar boven stuurt.
De 'voeten' van de boommens zijn asgrauwe boten met een duivel als schipper.
In het midden van de bodem zijn in rechthoekige openingen talloze piepkleine hoofdjes te zien.
Elke boot bezit hoge masten en aan een daarvan hangt een zondaar onder een brandend kraaiennest.
Het water is hier met als de zondvloed een instrument voor Gods bestraffing van zondaars.
Dat de boommens onrein is, wordt duidelijk doordat we van achteren in zijn opengescheurde buik kijken.
Zijn lijf is letterlijk de verblijfplaats van zonden.
Van dit witte monster is ook een tekening bekend, die zich in het Albertina in Wenen bevindt.

Onder


De reusachtige muziekinstrumenten zijn luit, harp, draailier, pommer en trommel en worden door de duivel ook gebruikt als martelwerktuig.

De naakte vrouw met de dobbelsteen op het hoofd wordt door de kaars en de kruik in haar hand als hoer gekenmerkt.

Van de haas, het vruchtbaarheidssymbool van Eva, heeft Bosch een jager gemaakt die een liefdespaar heeft doodgeschoten.

Een duivel houdt dreigend een triktrakbord omhoog en in de hoek liggen speelkaarten vertrooid.

De rechterhand van de man die met zijn rug tegen een omgestoten tafelblad leunt, is doorstoken met een dolk, terwijl een duivel boven op hem een zwaard in zijn lichaam stoot.
Op zijn rug draagt de duivel een schild waarop als wapen een doorstoken en afgehakte hand prijkt waarop een dobbelsteen balanceert op twee vingers.
Dit verwijst naar laatmiddeleeuwse lijfstraffen, waarbij de bestraffing was gericht op lichaamsdelen waarmee de zonden waren begaan.

In die zin kan ook het reusachtige paar oren met pijl en mes geduid worden: luisteren naar wereldse muziek leidt tot zonde.

De blauwe 'kakstoelduivel' met vogelkop verslindt een zondaar uit wiens anus vogels, rook en vuur komen.
De grote kookketel op zijn hoofd wijst op de grote eetlust van de duivel.


1 - Inleiding
2 - Herkomst
3 - Datering
4 - Christelijk of ketters?
5 - Buitenzijde
6 - Linker binnenluik
7 - Middenpaneel
8 - Rechter binnenluik
9 - Betekenis

2016 Paul Verheijen / Nijmegen