Paul Verheijen

JHERONIMUS BOSCH

Tuin der lusten - 7 - Middenpaneel

In de dagen van Noach

Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het zijn wanneer de Mensenzoon komt. Want zoals men in de dagen voor de vloed at en dronk, trouwde en uithuwelijkte, tot aan de dag waarop Noach de ark binnenging, en niemand wist wat er gebeuren zou, totdat de vloed kwam die iedereen wegnam, zo zal het ook zijn wanneer de Mensenzoon komt.
(Matteüs 24,37-39)
Bovenstaande uitspraak van Christus verwijst naar de zondige mensheid die God doet besluiten tot een zondvloed zoals beschreven in Genesis 6-9.
Wat dit zondige gedrag inhield, staat daar slechts vaag omschreven.
Maar middeleeuwse teksten dikten dit stevig aan en smukten het op: de nazaten van Adams derde zoon Set vielen ten prooi aan de dochters van Kaïn waardoor alle mensen zich aan wellust overgaven, waardoor reuzen werden geboren en mensen met een zwarte huidskleur, het schandteken van Kaïn.

Op het middenpaneel dat nauwelijks uitputtend kan worden beschreven, geeft Bosch deze onbekommerde en zondige lusten van de mens weer.
Veel elementen komen herhaaldelijk voor: naakte mannen en vrouwen, de drie soorten dieren van het linkerpaneel en vormen van plantaardige aard.
Opvallend is de duidelijke indeling in voorgrond, middendeel en achtergrond.

Voorgrond


Een verbindend element met het linkerpaneel en een sleutelscène vormen de drie figuren in het hol in de hoek rechtsonder.
Het zijn Adam, Eva en Noach, de hoofdpersonen aan het begin en het eind van het eerste bijbelse tijdperk van schepping tot zondvloed.
Adam wijst nadrukkelijk naar Eva als de hoofdschuldige van alle ellende, terwijl hij daarbij naar buiten kijkt en ons dus aanspreekt.
Eva heeft een vrucht in haar hand, terwijl zij net als Adam een dierenvel draagt.
Noach tenslotte kijkt over Adams schouder en draagt bladeren op zijn hoofd die hem tot wijnbouwer maken.
De mannen en vrouwen links van Adam en Eva kunnen we als hun nakomelingen beschouwen, omdat ze niet meer in holen wonen, maar in een soort tenten.
In het midden bij deze tentachtige behuizingen, de 'minnetenten', zijn in het rode kegelvormige object de onderlichamen van drie personen zijn te zien.
De natuurlijke verhoudingen in grootte tussen mens, dier, plant en voorwerp zijn opgeheven, waardoor de vogels en de vruchten vaak even groot zijn als de mensen of zelfs nog groter.
De natuurlijke habitat is verwisseld: vogels leven in water en vissen op het land of in de lucht.
Het werk zit vol seksuele verwijzingen.
Veel mannen en vrouwen dragen vruchten zoals kersen, aardbeien en bramen.
Voor Middeleeuwse mensen zullen dit duidelijke verwijzingen naar verleiding en seks geweest zijn.
De kers was een symbool voor erotiek.
Twee kersen aan een steeltje een fallus.

De handelingen staan haaks op hoofs gedrag waar zelfbeheersing heerste en heerschappij door vrouwen werd afgewezen.
Volgens de principes van de omgekeerde wereld zijn de voorbeelden van het linkerpaneel in hun tegendeel veranderd.
Links vooraan zit een stelletje in een soort blaas.
De man heeft zijn hand op het onderlijf van de vrouw gelegd.
De vrouw laat haar hand rusten op het bovenbeen van de man.
Merk op dat rechts naast het paar in de blaas een man op zijn kop in het water staat.
Seksueel geladenheid is ook het geval bij alle andere figuren die getweeën of in groepen dicht bij elkaar zitten, liggen, elkaar aanraken, snoepen van vruchten of zich persen in holle dingen.
Ook de grote zangvogels en de vissen leggen verband met fallussymbolen.

Een vrouw die roerloos zit naast de hurkende homoseksueel met de bloemen in zijn anus heeft dezelfde houding als Adam op het linkerpaneel met gestrekte benen en opgericht bovenlichaam.

Het lijkt tamelijk onwaarschijnlijk dat de middeleeuwer Bosch' groteske lichaamstaal en irreële verhoudingen 'normaal' heeft gevonden.
Het is abnormaal en dus interessant.

Middendeel


Hier galoppeert de cavalcade van de ondeugden rond een waterbekken, waarin blanke en zwarte vrouwen dartelen.
Verblind en opgezweept door begeerte blijven de acrobatische ruiters om het bekken rijden.
In de dieren zijn de de zeven hoofdzonden verbeeld:

Welke ondeugd bij welk dier hoort is niet altijd goed te zeggen, omdat verschillende dieren dezelfde hoofdzonde verbeelden.
Het middendeel symboliseert de macht van vrouwen en de dwaasheid en neiging tot zonden van mannen.
De wil van de man legt het af tegen de aantrekkingskracht van de vrouw.
Hij verliest de controle over zichzelf en wordt 'wild'.
Mogelijk gaan de 'rondrit' en het 'wilde berijden van dieren' terug op volkse gebruiken als vruchtbaarheidsrituelen of bepaalde dansen.
Het christendom heeft ook vaak elementen verwerkt van voorchristelijke verering van water en bomen (Kerstmis!), niet om de natuur te vereren, maar de heilige die met die plek te maken had.
De wilde rit rond de plas zou dus kunnen worden opgevat als een parodie: een dergelijke verering is verkeerd.
Bosch beeldt een exotische wilde wereld uit.
Op zinnelijke liefde, verleiding en onbeschaafdheid wijzen ook de Afrikanen en de zeemeerminnen.

Achtergrond


Was op het linkerpaneel alles tamelijk statisch en rustig, op het middenpaneel is alles in beweging.
Vijf deels roze, deels blauwe bouwwerken domineren de achtergrond.
Ze lijken tektonisch bewogen en vervormd met breuken en plooien uit de aarde omhoog te komen.
Zelfs deze statische bouwwerken zijn fragiel en instabiel.
Verwijzen ze naar de komende zondvloed?
Wankel reiken ze naar de hemel en dreigen elk moment te kunnen instorten.
Het middelste bouwwerk is geheel door water omgeven, terwijl door de basis vier rivierarmen stromen die kennelijk de vier paradijsrivieren verbeelden.


De griffioen linksboven ontleende Bosch wederom aan Martin Schongauer (zie linkerpaneel).

1 - Inleiding
2 - Herkomst
3 - Datering
4 - Christelijk of ketters?
5 - Buitenzijde
6 - Linker binnenluik
7 - Middenpaneel
8 - Rechter binnenluik
9 - Betekenis

2016 Paul Verheijen / Nijmegen