Jheronimus Bosch wijkt zodanig van de bestaande iconografische traditie af, dat de Tuin der Lusten zelfs voor de vroegste auteurs haast niet te interpreteren was.
Elke auteur heeft dan ook zijn of haar eigen interpretatie van het werk, van uiterst negatief (als apotheose van zondigheid) tot positief (als utopisch liefdesparadijs). Antonio de Beatis (15e/16e eeuw): In 1517 is deze kanunnik in het paleis van Hendrik III van Nassau in Brussel. In een reisdagboek noemt hij paneelschilderingen waarbij hij woorden gebruikt als bizzerie, gefantaseer, piacevole, plezierig en fantastiche, maar volgens hem nauwelijks te beschrijven voor wie het niet kent. José de Sigüenza (1544-1606) De mensen, dieren en planten moeten in verband gebracht worden met de zeven hoofdzonden in het licht van de vergankelijkheid en vluchtigheid van het aardse. Max Jakob Friedländer (1867-1958): Het werk van Bosch heeft iets tweeslachtigs. Enerzijds predikt hij hel en verdoemenis en anderzijds voegt hij allerlei satirische elementen toe. Dit is te verklaren door de afnemende rol van de kerk in Bosch’ tijd. De schilder zoekt de grenzen van het betamelijke op, maar nog steeds binnen een christelijk kader. Dit doet hij niet zozeer om zowel de kerk als de burgerij aan te spreken, maar omdat alle vormen van zondig gedrag een onuitputtelijke bron vormen om zich als schilder en als verhalenverteller te manifesteren. Godefridus Johannes Hoogewerff (1884-1963): De Tuin der Lusten is als een ‘pseudoparadijs’. Het idee van zo’n vals paradijs, of schijnparadijs, is afkomstig van de middeleeuwse literatuur. Het komt bijvoorbeeld in de Roman de la Rose voor als Liefdesparadijs, ter onderscheid van het echte Paradijs. Het zou echter ook kunnen dat de schilder hier de wereld heeft weergegeven zoals die was voor de zondvloed of zich door bestaande voorstellingen hiervan heeft laten inspireren. Deze periode wordt de oertijd of de aetas aurea genoemd en komt voor in de volgende bijbelpassage: Zoals het ging in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van de Mensenzoon. Ze aten en dronken, ze huwden en werden uitgehuwelijkt, tot de dag dat Noach de ark inging en de watervloed kwam die allen verdelgde. (Matteüs 24,37-39) Ludwig von Baldass (1887-1963): De Tuin de Lusten beeldt een in de tijd op elkaar volgende en uit elkaar voortvloeiende bedrijven uit in de geschiedenis van de wereld en de mensheid. Het is tevens te zien als simultaan gedachte mogelijkheden van de zielstoestand en een moraliserende, didactische voorstelling van de vergankelijkheid van de wereld. Wilhelm Fraenger (1890-1964): Het werk, althans het middenpaneel, stelt een utopische wereld voor, waarin mens en natuur in volmaakt evenwicht zijn. De juiste titel zou dan ook moeten zijn: de Tuin der Liefde. Charles de Tolnay (1899-1981): Het hoofdthema van de Tuin der Lusten is de ‘nachtmerrie van het menselijk bestaan’. Geheel in lijn met de latere psychoanalyse creëerde de schilder volgens hem een droomwereld, die een beroep deed op de moraal van de toeschouwer via zijn onderbewustzijn. Het schilderij moest de toeschouwer een beklemmend gevoel geven. De aloë bijt in het naakte vlees, het koraal houdt de lichamen gevangen, en de schelp sluit zich om hen heen. Roger Henri Marijnissen (1923): De sleutel van een correcte interpretatie van de Tuin der Lusten ligt in de linker en rechter binnenluiken. Tussen het Aards Paradijs, links, en de hel, rechts, bestaat maar één plausibele relatie: de zonde. Vanwege de aard van de voorstelling op het middenpaneel is hier de derde hoofdzonde bedoeld. Hans-Joachim Raupp (1949): Behalve belerend is het werk ook onderhoudend, volgens de formule docere et delectare, tot leringhe ende vermaeck. Dit was een belangrijke voorwaarde voor de kunsten in de late middeleeuwen en de vroege moderne tijd. Paul Vandenbroeck (1953): Het gaat om een vals paradijs dat moet dienen als een speculum nuptiorum, een spiegel voor het huwelijk. Het is een leidraad het huwelijk te doen slagen door een overzicht te geven van de voordelen én de gevaren ervan. De Tuin der Lusten zou de toeschouwer kunnen herinneren aan het Laatste Oordeel, zoals dit beschreven wordt in de Openbaring van Johannes, waarbij Christus terugkeert op aarde en de uitverkorenen van de verdoemden scheidt. Ook in volksliteratuur uit het einde van de 15de en het begin van de 16de eeuw komt een 'Venusberg' of 'Graal' voor in de betekenis van een bestaand (schijn)paradijs, dat door stervelingen betreden kan worden, maar waar vrijwel niemand meer uitkomt. Ook de Duitse schrijver Heinrich Bebel waarschuwt in zijn Triumphis Veneris (1509) voor de zucht naar wellust en het lot van diegenen die hieraan toegeven aan het einde der tijden. Omdat de Tuin der Lusten zo radicaal breekt met de bestaande iconografische traditie, zou dit een aanwijzing kunnen zijn dat Bosch een aanhanger was van de Moderne Devotie. In deze stroming binnen de Kerk, die eind 14de eeuw ontstond, stond een persoonlijke godsdienstbeleving en praktische levenswijsheid centraal. |
1 - Inleiding
|
2016 Paul Verheijen / Nijmegen |