Paul Verheijen

DIRK BOUTS & HUGO VAN DER GOES

Hippolytus triptiek


Hagiografische knoop

De westerse kerk telt een aantal heiligen uit de derde eeuw die aangeduid worden met de naam Hippolytus (letterlijk 'paardenbevrijder'). Dat leidt vanzelfsprekend tot veel verwarring, met als gevolg dat ze moeilijk uit elkaar te houden zijn. Ingewikkeld is verder dat twee ervan op dezelfde dag worden gevierd. Bij onderstaande drie heiligen gaat het waarschijnlijk slechts om één Hippolytus op wie de andere twee teruggaan.
  • Hippolytus (1), een bisschop van Rome, die stierf rond 235 en als feestdag 13 augustus heeft.
  • Hippolytus (2) de soldaat die stierf rond 256 en ook op 13 augustus zijn gedenkdag heeft.
  • Hippolytus (3) die stierf rond 236 en bisschop was van Porto of van de haven (porta van Rome, en wordt herdacht op 22 augustus.
Hippolytus kun je een schoolvoorbeeld noemen van een hagiografische knoop en een verchristelijking van een mythe. De Griekse Hippolytus was de zoon van Theseus en Antiopè. Hij beantwoordde de liefde van diens tweede vrouw, Phaidra, niet. Theseus vroeg daarom de zeegod Poseidon om Hippolytus te straffen. Toen Hippolytus op de vlucht sloeg en in zijn tweespan over het strand reed, liet Poseidon een monster uit zee oprijzen, waardoor de paarden op hol sloegen en de onschuldige en ongelukkige Hippolytus doodden.

Het resultaat van de verchristelijking van deze mythe werd een uitgebreide vertelling over een bisschop Hippolytus (1) die in ballingschap was veroordeeld tot dwangarbeid in de steengroeven van Sardinië en daar van uitputting stierf.

De nabijheid van het graf van Hippolytus te Rome bij dat van de beroemde diaken Laurentius en het bijna samenvallen van hun beider feestdagen (13 en 10 augustus) zal vermoedelijk ook bijgedragen hebben aan een hagiografische verknoping met de soldaat Hippolytus (2), die Laurentius moest bewaken. Deze Hippolytus liet zich bij het zien van zoveel standvastigheid van Laurentius met zijn trawanten en met zijn hele gezin, zijn min Concordia incluis, dopen, en onderging na Laurentius' begrafenis de marteldood door vierendeling.

Het is niet onmogelijk dat de localisering in de mythe — op het strand bij Ostia — aan de Porta Romana (haven van Rome) er de oorzaak van was dat bisschop Hippolytus werd verbonden met Porto en zo bisschop Hippolytus van Porto werd (3).

Legenda Aurea

Jacobus de Voragine schrijft alleen over Hippolytus de soldaat-bewaker van Laurentius in de Legenda Aurea bij zijn biografie over Laurentius en wijdt onmiddellijk daarna een apart hoofdstuk aan Hippolytus. Daarin wordt verteld dat Hippolytus naar huis terugkeerde nadat hij Laurentius had begraven, maar door soldaten voor keizer Decius werd gesleept die hem ontkleedde en met stenen op zijn mond liet slaan. Hij moest een heidens offer brengen. Zo niet dan zou hij hetzelfde lot ondergaan als Laurentius.
Hierna schrijft De Voragine:
Maar Hippolytus zei: 'Moge ik het evenbeeld worden van de heilige Laurentius, wiens naam u met uw verdorven mond hebt durven uitspreken!' Daarop liet Decius hem met knuppels en ijzeren kammen bewerken. Maar hij bleef met luide stem belijden dat hij christen was. En omdat hij met deze martelingen de spot dreef, liet Decius hem zijn soldatenkleren van vroeger aandoen en spoorde hem aan de vriendschap en krijgsdienst van vroeger voort te zetten. Maar toen Hippolytus zei dat hij onder Christus diende, werd Decius razend en leverde hem over aan de prefect Valerianus, die heel zijn vermogen in beslag diende te nemen en hem met wrede martelingen ter dood moest brengen. Nadat men ook nog ontdekt had dat zijn dienstpersoneel uit christenen bestond, werden zij allen aan Valerianus voorgeleid. Men wilde hen dwingen te offeren, maar Concordia, de voedster van Hippolytus, antwoordde uit naam van allen: 'Wij willen liever eerbaar sterven met onze heer dan eerloos blijven leven.' Valerianus antwoordde: 'Slaven kan men alleen met folteringen op het rechte pad brengen', en hij gaf, in aanwezigheid en tot vreugde van Hippolytus, bevel haar zolang met loodzwepen te geselen tot zij de geest gaf. Hippolytus zei: 'Ik breng U dank, Heer, dat U mijn voedster als eerste hebt laten gaan en haar hebt laten ver- schijnen voor de ogen van uw heiligen.' Vervolgens liet Valerianus Hippolytus met zijn dienstpersoneel buiten de Tiburtijnse poort brengen. Hippolytus sprak hun allen moed in: 'Broeders, wees niet bang: jullie en ik hebben één Heer.' Toen gaf Valerianus bevel allen voor de ogen van Hippolytus het hoofd af te hakken. Maar Hippolytus liet hij met zijn voeten vastbinden aan de halzen van wilde paarden en hem zo lang door distels en doornen sleuren tot hij zijn laatste adem uitblies. Dit gebeurde omstreeks het jaar des Heren 256.
(Legenda Aurea 114,14-30)

Drie schilders

Tot in de negentiende eeuw geloofde men dat Hans Memling de schepper van het hier afgebeelde drieluik was. Pas laat in de negentiende eeuw werd geopperd dat daarin de hand van Dirk Bouts te ontwaren viel. De Hippolytustriptiek is een van de werken die hij bij zijn dood onvoltooid achterliet. Sinds 1902 worden de zijluiken aan Hugo van der Goes toegeschreven. De voltooiing van de landschappen en de overige figuren zijn het werk van een derde, onbekende Vlaamse meester.

Vierendelen

Bouts beeldt op het middenpaneel de vierendeling van Hippolytus uit. Vierendelen lijkt een onschuldig werkwoord voor een akelige martelstraf. Sommige zaken stelt men zich beter niet visueel voor omdat ze zo gruwelijk zijn. Het tafereel van Bouts is al even verbloemend als het werkwoord. Op geen enkel moment is men zich er als kijker echt van bewust welke barbaarsheid zich op het punt staat te voltrekken. Elk personage kijkt zo'n beetje toe en als er al sprake is van emotie bij één van de figuurtjes, dan is die volkomen verinnerlijkt. Stoïsche onaangedaanheid is een kenmerk van Bouts' stijl. Hij was beslist niet de enige. Iemand als Van der Goes had de scène beslist anders vormgegeven, met meer pathos.

Het vredige landschap dat over de volledige lengte van het drieluik doorloopt, contrasteert sterk met het leed van de martelaar. We zien Bouts' geperfectioneerde landschapskunst en vergeten het bloed dat gestort zal worden. Eenzame bomen aan de einder roepen de specifieke lichtwerking van een bepaald tijdstip op.

Als in een laatgotisch stripverhaal met horrorelementen vallen verschillende plotlijnen op. Op het rechterluik meent men keizer Decius en zijn gevolg te herkennen, maar wat de knielende man precies verbeeldt, is raadselachtig. Op het linkerluik aan de voet van de heuvel zitten de geknielde opdrachtgevers Hippolyte de Berthoz en zijn vrouw Elisabeth. De Berthoz was verbonden met het Bourgondisch hof en bestelde ergens na 1470 dit drieluik.

Opmerkelijk is de compositie die in een cirkel rond de heilige geconstrueerd werd. Het miserabele middelpunt wordt gevormd door Hippolytus die gedecideerd naar de hemel smacht. Langs de heilige werd met behulp van een passer een cirkel getrokken waarlangs vier paarden geschilderd werden: een soort Vlaamse Vitruviaanse figuur. De klederdracht met felle kleuren van verschillende omstanders bepaalt de ruimte. Bouts ging in dit werk zeer ambitieus te werk en overschatte zijn eigen mogelijkheden. Technisch gezien vind ik het mislukt. Het lijkt alsof Hippolytus ongelukkig voor een steile wand hangt. De paarden overstijgen nauwelijks de grootte van een pony en de ruiter linksachter heeft de afmetingen van een dwerg.

Gesloten triptiek

Op de achterzijde en in gesloten toestand zijn in grisaille geschilderd te zien van links naar rechts: De relatie van de twee aan de buitenzijde afgebeelde heiligen met de stichters (of andere verwijzingen) is mij niet bekend.
Dirk (Dieric of Theodorik) Bouts (±1410-1475) & Hugo van der Goes (±1440–1482/83)
Hippolytus triptiek (1470-79)
Olieverf op panelen, 92 x 89 cm (middenpaneel) en 91 x 40 cm (zijpanelen)
Brugge - Sint Salvatorkerk
2016 Paul Verheijen / Nijmegen