Paul Verheijen

ELISABETH VAN HONGARIJE/THÜRINGEN/HESSEN

Werken van barmhartigheid - Legenda Aurea - Rozen & Kroon

Werken van barmhartigheid

Geboren in 1207 in de toenmalige Hongaarse hoofdstad Pozsony (Pressburg, nu Bratislava in Slowakije) als dochter van Andreas II van Hongarije (±1175-1235), werd Elisabeth al in 1211 overgebracht naar het hof van de Wartburg in Eisenach (Thüringen) als verloofde van de jonge landgraaf Ludwig IV (1200-1227), trouwde met hem in 1221 en kreeg met hem drie kinderen.
Haar biechtvader en latere hagiograaf en inquisiteur Konrad van Marburg (±1180-1233) schreef dat de huwelijksnacht het jonge bruidje geen onverdeeld geluk bracht omdat zij in virginali flore non poterat praesentam vitam terminare,' zij haar huidige leven niet in maagdelijke bloei kon beëindigen.'
Na de dood van Ludwig in 1227 - tengevolge van de pest tijdens en kruistocht - trad ze in bij de derde orde van Franciscus in Marburg am Lahn (Hessen), in de ban van de pas in Duitsland doorgedrongen franciscaanse spiritualiteit.
Met Konrad stichtte ze aldaar een hospitaal, waar ze zich tot haar dood in 1231 wijdde aan armen- en ziekenzorg, reden waarom veel ziekenhuizen haar naam dragen.
Ze wordt wel de 'koningin die bedelaars diende' genoemd.
Elisabeth wordt vanwege deze geografische verbanden ook wel Elisabeth van Thüringen of Elisabeth van Hessen genoemd.

Haar kerkelijke feestdag is op 17 november en in Duits sprekende landen op 19 november.
Het Roomse Martelaarsboek herdenkt haar als volgt:
In de stad Marburg in Duitsland het overlijden van de heilige weduwe Elisabet, een dochter van de Hongaarse koning Andreas. Zij behoorde tot de derde orde van Sint-Franciscus, legde zich voortdurend toe op werken van godsvrucht en is beroemd om haar wonderen naar de Heer opgegaan.
Elisabeth overleed in 1231, slechts 24 jaar, en werd vier jaar na haar dood door Gregorius IX heilig verklaard.
Ze behoort door deze oliestroom uit haar graf tot de groep heiligen die myrobliet worden genoemd.
De westerstorm van 18 op 19 november 1421 - die de Biesbosch deed ontstaan - heet vanwege de datum de 'Elisabethsvloed'.

Legenda Aurea

Rond haar persoon zijn veel legenden ontstaan waarin de werken van barmhartigheid een rol spelen.
De Legenda Aurea schrijft zeer uitgebreid over haar leven (164,1-360).
  • Ze naait zelf kleding en geeft deze weg om de naakten te kleden.
    (Legenda Aurea 164,79-85)
  • Verdeelt graan uit haar eigen schuren aan de hongerigen.
    (Legenda Aurea 164,86-90)
  • Ze gaf de dorstigen te drinken. Op een keer toen ze bier uitdeelde aan de armen en iedereen genoeg had gegeven, ontdekte men dat het vat helemaal niet leger was geworden.
    (Legenda Aurea 164,91-92)
  • Ze nam de pelgrims en armen gastvrij op.
    (Legenda Aurea 164,93-99)
  • Ze bezocht de zieken.
    (Legenda Aurea 164,100-103)
  • Ze was dikwijls bij de uitvaart van mensen.
    (Legenda Aurea 164,104 )
  • Ook na haar dood vonden talrijke wonderen plaats, al dan niet bij haar graf dat droop van de olie die uit haar lichaam stroomde
    omdat zij tijdens haar hele leven overvloeide van werken van barmhartigheid. O, van hoeveel liefdevolle erbarming druipt nu haar geest, daar zelfs haar lichaam, dat rust in het stof, overvloeiend van olie is bevonden!
    (Legenda Aurea 164,252-253)
    Jacobus de Voragine schrijft dat God Elisabeth heeft verheerlijkt door de roem van talrijke wonderen waarvan hij er vervolgens een kleine twintig noemt, maar vele kortheidshalve weglaat. Als voorbeeld deze dodenopwekking:
  • Het gebeurde eens dat een vierjarig knaapje in een put viel en door iemand uit de buurt die water wilde putten ontdekt werd. Hij trok het uit de put, maar zag dat hij om zes redenen overduidelijk dood was: er was lange tijd verstreken, zijn lichaam was ijskoud, zijn ogen en mond stonden wijd open, zijn huid was zwart, zijn lichaam gezwollen en hij bewoog niet meer. Hij deed een gelofte aan Sint Elisabeth om hem op te wekken en onmiddellijk werd het knaapje levend.

Rozen & Kroon

Tot de oudste documenten betreffende het leven van Elisabeth hoort een Libellus de dictis quattuor ancillarum Sanctae Elisabeth, uitspraken van vier dienstmeisjes van Elisabeth, en verder een drietal Vitae uit ongeveer 1237, 1410 en 1420 (in versvorm).
De Vita rond 1410 werd kort daarna bewerkt in de Middelnederlandse Sunte Elizabetten-legende.
Hierin is een legende te vinden die Elisabeth haar attribuut rozen verklaart.

Elisabeth heeft in de keuken van het kasteel versgebakken brood gepakt en dat in haar schort gewikkeld.
Ze wil hiermee op weg gaan naar de armen om het brood uit te delen.
Maar haar schoonvader (variaties op deze legende spreken over haar man of vader) ziet haar wegglippen en houdt haar streng tegen.
Het brood in haar schoot verandert tijdens zijn berisping in rozen.

Eenzelfde legende wordt ook verteld over Casilda van Burgos en beide heiligen worden dan ook vaak afgebeeld met rozen in hun schoot.

Een ander attribuut behorend bij Elisabeth is de kroon die zij afstond om in strenge ascese tertiaris te worden.
Gewoonlijk wordt ze afgebeeld gekleed in het habijt van de derde orde van Franciscus.
2016 Paul Verheijen / Nijmegen