|
||||||||
Synopsis
| ||||||||
VragenHoewel er wel een ontmoeting is tussen Jezus en Johannes de Doper beschrijft de evangelist Johannes de feitelijke doop van Jezus niet. Ook de evangelist Lucas vermeldt niet expliciet dat Jezus is gedoopt door Johannes de Doper, hetgeen in de visie van Lucas ook niet mogelijk is, omdat hij het optreden van de Doper en Jezus gescheiden houdt.De betekenis van Jezus' doop heeft geleid tot allerhande, soms buitensporige, uitleg, waarbij onder meer de symboliek van de Jordaan en de duif werden betrokken. Speelt met de doop van Jezus ook reeds het motief van zijn dood mee? De naam Jordaan betekent letterlijk ‘afdaler’ en in de Joodse beeldtaal is deze rivier de doodsrivier. Zijn er parallellen tussen de Jordaan en de Rietzee, waar het Joodse volk doorheen trok onder leiding van Mozes op weg naar het Beloofde Land of is de verwijzing nog directer naar Jozua die de Jordaan overstak om het land in bezit te nemen? Maakt de duif, jona in het Hebreeuws, duidelijk dat Jezus, gelijk de profeet Jona, na de onderdompeling in water door God gered wordt ten leven? Verwijst de duif naar de Geest Gods die over de wateren zweefde (Genesis 1:2)? Bevestigende antwoorden op deze vragen komen mogelijk ietwat vergezocht over. Een andere vraag rijst wanneer we ons realiseren dat de doop diende om de mens van zijn zonden te reinigen. Geldt dit ook voor Jezus? Of juist niet, reden waarom hij meteen uit het water kwam en geen zonden beleed. Verder is onduidelijk op welke wijze de doop – een volledige onderdompeling? - plaatsvond. Hoe weet Johannes de Doper wie hij voor zich heeft? Waren er in die tijd twee, of meer, rivaliserende dopersbewegingen en waren Johannes en Jezus daar leider van? Is er sprake van nederigheid, van een soort hiërarchie tussen beiden, wederzijdse erkenning van elkaar of juist vijandschap. Tel daarbij op dat de doop van Jezus bij de evangelisten Lucas en Johannes zoals gezegd niet expliciet wordt vermeld en is gereduceerd tot een randverschijnsel, dan mag geconcludeerd worden dat ook het jonge christendom heeft geworsteld met bovenstaande vragen. |
||||||||
Drie-eenheidHet beeld van de na de doop uit de hemel neerdalende duif gaat terug op zeer oude Babylonische en Assyrische sagen en op een reeds lang uit de religies verdwenen duivengodin.Omstreeks de tweede eeuw voor onze jaartelling bad men bijvoorbeeld op Kreta tot zo’n zachtmoedige, vredelievende godin. Wie van haar een duif kreeg toegezonden, werd door haar beschermd. Ook in Perzië, Palestina en het Westen heeft de cultus van de duivengodin sporen nagelaten. Steeds gaat het dan om het motief van een uitverkiezing – vooral bij een koningskeuze – door een vogel. De duif werd vervolgens het attribuut van grote Semitische en Grieks-Romeinse liefdesgodinnen en groeide uit tot een klassiek symbool van vrede, niet zozeer door zijn aard (de duif is immers een behoorlijk twistzieke vogel) dan wel door zijn schoonheid en zijn rol bij het einde van de zondvloed. Als het ‘in orde’ is horen hemel en aarde bij elkaar, zijn God en mens verzoend. Behalve bij Johannes weerklinkt een stem, een rechtstreeks woord van God, hetgeen een zeldzaamheid is in het Tweede Testament. Deze stem wijst op Jezus als de Zoon, hij is de Geliefde, zoals Isaak werd genoemd vóór dat Abraham hem meenam om te offeren (Genesis 22:2). De doop van Christus werd door deze goddelijke stem en duif tevens symbool voor de Drie-eenheid. De doop van Jezus wordt liturgisch gevierd op de zondag na 6 januari of als 6 januari op een zondag valt op maandag 7 januari. |
||||||||
Engelen & kledingIn de evangelies wordt geen melding gemaakt van engelen bij de doop door Johannes. Wel is er een nadrukkelijk relatie met de hemel. Als Jezus na de doop verblijft in de woestijn dienen hem engelen. Dit werd al vroeg geassocieerd met de doopscène zelf. Kerkvaders benadrukten dat er altijd engelen aanwezig zijn bij de heilige handelingen rond Christus. Men duidde de doopgewaden die engelen aanbieden als het moment waarop Christus zijn oude gewaad van sterfelijkheid aflegt en het wit doopkleed als teken van nieuw leven aandoet.In de oude doopliturgie kregen pasgedoopten na het onderdompelen een wit linnen gewaad aangetrokken – het alba. Kunstenaars projecteerden die liturgische praktijk terug op de doop van Christus: daarom staan er in afbeeldingen van de doop van Christus vaak engelen met handdoeken en/of met witte of lichtgekleurde gewaden klaar aan de oever van de Jordaan. Kunstenaars gebruikten dit motief enerzijds om de sacramentele betekenis van de doop te benadrukken, anderzijds om de functie van Christus als model van iedere gedoopte gelovige visueel te maken. De doek kan ook een uitsluitend symbolische functie vervullen: hij bedekt de handen, waarmee eerbied wordt gesymboliseerd. De engel heeft daarmee het aanzien van een diaken, die bij latere doopplechtigheden assisteert. De handen verhullende doek gaat op zijn beurt weer terug tot ceremoniële plechtigheden in de antieke tijd. |
2016 Paul Verheijen / Nijmegen |