Toen de avond gevallen was, arriveerde er een rijke man die uit Arimatea afkomstig was. Hij heette Josef en was ook een leerling van Jezus geworden.
Hij meldde zich bij Pilatus en vroeg hem om het lichaam van Jezus. Hierop gaf Pilatus bevel het aan hem af te staan.
Josef nam het lichaam mee, wikkelde het in zuiver linnen
en legde het in het nieuwe rotsgraf dat hij voor zichzelf had laten uithouwen. Toen rolde hij een grote steen voor de ingang van het graf en vertrok.
Maria uit Magdala en de andere Maria bleven achter, ze waren tegenover het graf gaan zitten.
(Mt 27:57-61)
|
Toen de avond al gevallen was (het was de 'voorbereidingsdag',, dat wil zeggen de dag voor de sabbat),
kwam Josef van Arimatea, een vooraanstaand raadsheer, die zelf ook de komst van het koninkrijk van God verwachtte. Hij raapte al zijn moed bijeen en ging naar Pilatus die hij om het lichaam van Jezus vroeg.
Het bevreemdde Pilatus dat hij al dood zou zijn en hij riep de centurio bij zich, aan wie hij vroeg of Jezus al gestorven was en toen de centurio dat bevestigd had, gaf hij het lijk aan Josef.
Josef kocht een stuk linnen, haalde Jezus van het kruis en wikkelde hem in het linnen. Daarna legde hij hem in een graf dat in de rots was uitgehouwen en rolde een steen voor de ingang.
Maria uit Magdala en Maria de moeder van Joses keken toe in welk graf hij werd gelegd.
(Mc 15:42-47)
|
Er was ook een man die Josef heette en afkomstig was uit de Joodse stad Arimatea. Hij was een raadsheer, een goed en rechtvaardig mens, die de komst van het koninkrijk van God verwachtte en niet had ingestemd met het besluit en de handelwijze van de raad.
Hij ging naar Pilatus en vroeg om het lichaam van Jezus.
Nadat hij het lichaam van het kruis had genomen, wikkelde hij het in linnen doeken en legde het in een rotsgraf, dat nog nooit was gebruikt.
Het was de voorbereidingsdag, de sabbat was bijna aangebroken.
De vrouwen, die met Jezus waren meegereisd uit Galilea, volgden Josef naar het graf om het te bekijken en om te zien hoe Jezus' lichaam er werd neergelegd.
Daarna gingen ze naar huis en bereidden ze geurige olie en balsem. Op de sabbat namen ze de voorgeschreven rust in acht.
(Lc 23:50-56)
|
Na deze gebeurtenissen vroeg Josef uit Arimatea - die uit vrees voor de Joden in het geheim een leerling van Jezus was - aan Pilatus of hij het lichaam van Jezus mocht meenemen. Pilatus gaf toestemming en Josef nam het lichaam mee.
Nikodemus, die destijds ‘s nachts naar Jezus toe gegaan was, kwam ook; hij had een mengsel van mirre en aloë bij zich, wel honderd litra.
Ze wikkelden Jezus' lichaam met de balsem in linnen, zoals gebruikelijk is bij een Joodse begrafenis.
Dicht bij de plaats waar Jezus gekruisigd was lag een olijfgaard, en daar was een nieuw graf, waarin nog nooit iemand begraven was.
Omdat het voor de Joden voorbereidingsdag was en dat graf dichtbij was, legden zij Jezus daarin.
(Joh 19:38-42)
|