Paul Verheijen

VAN KRUISAFNEMING TOT GRAFLEGGING

Synopsis

Matteüs Marcus Lucas Johannes
Toen de avond gevallen was, arriveerde er een rijke man die uit Arimatea afkomstig was. Hij heette Josef en was ook een leerling van Jezus geworden.
Hij meldde zich bij Pilatus en vroeg hem om het lichaam van Jezus. Hierop gaf Pilatus bevel het aan hem af te staan.
Josef nam het lichaam mee, wikkelde het in zuiver linnen
en legde het in het nieuwe rotsgraf dat hij voor zichzelf had laten uithouwen. Toen rolde hij een grote steen voor de ingang van het graf en vertrok.
Maria uit Magdala en de andere Maria bleven achter, ze waren tegenover het graf gaan zitten.
(Mt 27,57-61)
Toen de avond al gevallen was (het was de 'voorbereidingsdag',, dat wil zeggen de dag voor de sabbat),
kwam Josef van Arimatea, een vooraanstaand raadsheer, die zelf ook de komst van het koninkrijk van God verwachtte. Hij raapte al zijn moed bijeen en ging naar Pilatus die hij om het lichaam van Jezus vroeg.
Het bevreemdde Pilatus dat hij al dood zou zijn en hij riep de centurio bij zich, aan wie hij vroeg of Jezus al gestorven was en toen de centurio dat bevestigd had, gaf hij het lijk aan Josef.
Josef kocht een stuk linnen, haalde Jezus van het kruis en wikkelde hem in het linnen. Daarna legde hij hem in een graf dat in de rots was uitgehouwen en rolde een steen voor de ingang.
Maria uit Magdala en Maria de moeder van Joses keken toe in welk graf hij werd gelegd.
(Mc 15,42-47)
Er was ook een man die Josef heette en afkomstig was uit de Joodse stad Arimatea. Hij was een raadsheer, een goed en rechtvaardig mens, die de komst van het koninkrijk van God verwachtte en niet had ingestemd met het besluit en de handelwijze van de raad.
Hij ging naar Pilatus en vroeg om het lichaam van Jezus.
Nadat hij het lichaam van het kruis had genomen, wikkelde hij het in linnen doeken en legde het in een rotsgraf, dat nog nooit was gebruikt.
Het was de voorbereidingsdag, de sabbat was bijna aangebroken.
De vrouwen, die met Jezus waren meegereisd uit Galilea, volgden Josef naar het graf om het te bekijken en om te zien hoe Jezus' lichaam er werd neergelegd.
Daarna gingen ze naar huis en bereidden ze geurige olie en balsem. Op de sabbat namen ze de voorgeschreven rust in acht.
(Lc 23,50-56)
Na deze gebeurtenissen vroeg Josef uit Arimatea - die uit vrees voor de Joden in het geheim een leerling van Jezus was - aan Pilatus of hij het lichaam van Jezus mocht meenemen. Pilatus gaf toestemming en Josef nam het lichaam mee.
Nikodemus, die destijds ‘s nachts naar Jezus toe gegaan was, kwam ook; hij had een mengsel van mirre en aloë bij zich, wel honderd litra.
Ze wikkelden Jezus' lichaam met de balsem in linnen, zoals gebruikelijk is bij een Joodse begrafenis.
Dicht bij de plaats waar Jezus gekruisigd was lag een olijfgaard, en daar was een nieuw graf, waarin nog nooit iemand begraven was.
Omdat het voor de Joden voorbereidingsdag was en dat graf dichtbij was, legden zij Jezus daarin.
(Joh 19,38-42)

Kunstzinnige aanvullingen

Aan bovenstaande mededelingen van de vier evangelisten over kruisafneming en graflegging van Christus heeft de christelijke iconografie nog twee specifieke 'tussenmomenten' uitgebeeld die in de evangelieteksten niet worden vermeld:

Josef van Arimatea

De vier evangelisten geven behalve de toevoeging ‘Arimatea’ niet dezelfde informatie over Josef afkomstig uit Arimatea (zie synopsis boven).
Elke evangelist modelleert zo te lezen zijn eigen Josef.
De plaats Arimatea, in het Hebreeuws Ramataïm, (zie 1 Samuël 1,1) ligt in Judea ten noordwesten van de stad Lydda, vlak bij de grens met Samaria, misschien het huidige Ramallah.
De christelijke traditie heeft over Josef van Arimatea vele wonderlijke legenden in omloop gebracht.
Bij de beschrijving in hoofdstuk 52 over Christus' verrijzenis en verschijningen daarna geeft de Legenda Aurea een samenvatting van hoofdstuk 12 uit het apocriefe Evangelie van Nikodemus.
De tweede verschijning is toen Hij, naar gezegd wordt, op de dag zelf verscheen aan Josef, zoals te lezen is in het Evangelie van Nikodemus. Want toen de joden hadden gehoord dat Jozef het lichaam van Jezus aan Pilatus had gevraagd en het in zijn eigen graf had gelegd, werden ze woedend op hem. Ze grepen hem vast en sloten hem op in een kamer die ze zorgvuldig afsloten en verzegelden, met het plan hem na de sabbat ter dood te brengen. En zie, in de nacht van zijn verrijzenis werd het huis door vier engelen opgetild en trad Jezus bij hem bínnen. Hij wiste zíjn gezicht af en gaf hem een kus. Daarna leidde Hij hem naar buiten zonder de zegels te verbreken en bracht hem naar zijn huis in Arimatea.
(Legenda Aurea 52,143-145)
En bij de hagiografie van Jakobus staat er nog dit over Josef van Arimatea:
Men leest ook dat Titus, toen hij Jeruzalem binnentrok, een zeer dikke muur zag en opdracht gaf er een gat in te maken. Zodra er een opening was gemaakt, troffen ze daarbinnen een grijsaard aan, eerbiedwaardig van gestalte en ouderdom. Gevraagd wie hij was, antwoordde hij dat hij Josef was, van Arimatea, een stad in Judea, en dat hij door de joden ingesloten en in de muur gemetseld was, omdat hij Christus had begraven. En hij voegde eraan toe dat hij van die tijd af tot nu met hemelse spijs was gevoed en door goddelijk licht was bemoedigd. Maar in het Evangelie van Nikodemus wordt gezegd dat toen de joden hem hadden ingemetseld, Christus hem na zijn verrijzenis daaruit heeft bevrijd en naar Arimatea heeft gebracht. Men zou kunnen zeggen dat hij na zijn bevrijding doorging met zijn verkondiging van Christus en daarom door de joden opnieuw werd ingemetseld.
(Legenda Aurea 63,178-183)
Het eveneens apocriefe Evangelie van Gamaliël verhaalt dat de 'goede moordenaar' - Dismas, die naast Jezus aan het kruis hing - door Josef samen met Nikodemus tot leven werd gewekt met behulp van Jezus' lijkkleed.
Het Martyrium Pilati weet nog te melden dat Josef door Herodes werd gegeseld.

In Genua wordt in de San Lorenzo een vat bewaard waarmee Josef het bloed van Christus aan het kruis opving.
Dit vat zou Josef naar Glastonbury hebben gebracht en aldaar de oudste Keltische abdij van Engeland hebben gesticht.
Het vat werd later beschouwd als de kelk van het Laatste Avondmaal en de Heilige Graal genoemd waarnaar koning Arthur en de Ridders van de Ronde Tafel op zoek waren.

Een arm van Josef bevindt zich in de Sint Pieter in Rome en de Idulphus-abdij van Moyenmoutier in de Franse Vogezen claimt de rest van zijn lichaam te hebben.
Gezien zijn rol bij de graflegging lag het voor de hand dat hij patroon werd van begrafenisondernemers.
Hij kreeg in de heiligenkalender een feestdag: 17 maart.
Vanaf de 9e eeuw verschijnt hij op afbeeldingen met als attribuut de lijdenswerktuigen of de Heilige Graal.

Nikodemus van Jeruzalem

Nikodemus treedt alleen op in het Evangelie volgens Johannes.
De synoptici noemen hem nergens.
Zijn rol is in de latere christelijke legendevorming sterk toegenomen.
Hij draagt een duidelijk Griekse naam die letterlijk ‘overwinnaar van het volk’ betekent.
Het apocriefe evangelie uit de vijfde eeuw dat zijn naam draagt is een compilatie van oudere geschriften en vult de karige informatie uit het Evangelie volgens Johannes aan tot grote proporties, bijvoorbeeld in zijn verdediging van Jezus.
In dit geschrift wordt Nikodemus ook werkelijk leerling van Jezus.
Later zou hij met Josef van Arimatea de gemeente van Lydda hebben gesticht.
De Legenda Aurea vertelt van zijn doop door Petrus en Johannes, dat hij neef was van Gamaliël, dat hij hulp bood bij de begrafenis van de eerste christelijke martelaar Stefanus en zelf werd gedood door de hogepriesters.

Volto Santo
Een lokale legende uit het Italiaanse Lucca meent te weten dat het cederhouten kruisbeeld Volto Santo, 'heilig gelaat', met Jezus’ opvallende lange Byzanthijnse gewaad - bewaard in een achthoekig tempeltje in het linkerschip van de dom San Martino aldaar - door Nikodemus is gesneden en dat hij daarin resten van Jezus’ bloed en de doornenkroon zou hebben verborgen.
De legende vertelt dat Nikodemus werd geroemd om zijn talent als beeldhouwer en de taak kreeg toevertrouwd om een beeld te maken van Jezus die aan het kruis hangt, zoals hij zelf de vreselijke gebeurtenis nog kon herinneren.
Terwijl Nikodemus werkte aan het houten beeld maakte hij alleen de algemene vormen van het gezicht toen de angst hem overviel dat hij niet goed genoeg was het gelaat van Christus vorm te geven.
Nadat hij in slaap was gevallen daalden engelen neer en voltooiden het werk van Nikodemus.
Dit beeld leidde overigens tot het ontstaan van de legende van Sint Wilgefortis.

In de iconografie wordt Nikodemus bij de kruisafname vaak afgebeeld samen met (een oudere) Josef van Arimatea.
Hij bevindt zich dan bij Jezus’ voeten en trekt hier de spijker(s) uit, terwijl Josef van Arimatea het lichaam opvangt.
Spijkers werden het vaste attribuut van Nikodemus.
Zijn feestdag als heilige werd 3 augustus, de dag dat zijn lichaam op wonderbaarlijke wijze werd gevonden, samen met dat van Gamaliël en diens zoon Abibas, en dat van Stefanus.
2016 Paul Verheijen / Nijmegen