Paul Verheijen

SALOME

Familie van Herodes Familie van Zebedeüs

Familie van Herodes

In de uiterst onoverzichtelijke stamboom van Herodes komen twee vrouwen voor met de naam Salome. De eerste Salome is de dochter van Herodes Antipater en Cypros (zie ook onder). De tweede Salome de dochter van Herodes Filippus en Herodias die van hem scheidde en trouwde met Herodes Antipas, de tetrarch/viervorst. Deze Herodus Antipas had Johannes de Doper in de gevangenis geworpen vanwege Herodias, 'de vrouw van zijn broer Filippus', omdat Johannes de Doper tegen hem had gezegd dat hij haar niet tot vrouw had mogen nemen (Matteüs 14:4 // Marcus 6:18). Verder schrijven Matteüs en Marcus over een niet met name genoemde dochter. Zeer opmerkelijk is dat sommige gezaghebbende handschriftvarianten zijn dochter bij Herodias niet koppelen aan Herodes Filippus, maar aan Herodes Antipas (Matteüs 14:6 // Marcus 6:22). Omdat dit niet overeenstemt met wat Flavius Josephus meldt (zie hieronder), wordt deze tekstvariant nooit vertaald.*
Om te laten zien hoe hoe verwarrend en tot misvatting leidend de Herodiaanse familieverhoudingen door Flavius Josephus worden beschreven, volgt hier een citaat over Herodias:
Herodias trouwde met Herodes de zoon van Herodes de Grote bij Mariamme de dochter van de hogepriester Simon. Ze kregen een dochter Salome. Na de geboorte van dat meisje permitteerde Herodias het zich onze tradities met voeten te treden door nog tijdens zijn leven van haar man te scheiden en te trouwen met Herodes, de broer van haar man en net als deze verwekt door dezelfde vader. Dit was de Herodes die als tetrarch over Galilea regeerde. Haar dochter Salome trouwde met Filippus de zoon van Herodes, de viervorst van Trachonitis, en nadat deze was gestorven zonder kinderen na te laten trouwde Aristobolus de zoon van Agrippa's broer Herodes met haar. Ze kregen drie kinderen, Herodes, Agrippa en Aristobolus.
(Joodse Geschiedenis, Boek XVIII, 136-137)
Opmerkelijk is dat Flavius Josephus in tegenstelling tot Matteüs en Marcus de naam van de dochter weet: Salome, een naam die de christelijke traditie later natuurlijk snel overnam.
Herodes Antipas raakte op zijn verjaardagsfeest zo gefascineerd door het wulpse dansen van zijn (stief?)dochter Salome dat hij haar alles zou geven waar zij om vroeg. Opgestookt door haar moeder Herodias, vroeg Salome om het hoofd van Johannes de Doper. Salome kreeg het hoofd van Johannes de Doper op een schaal en gaf het aan haar moeder (Marcus 6:14-29 en Matteüs 14:1-12).
* Voor begrip van de tekst is het niet echt van belang te weten wie haar vader is, want de kritiek van Johannes de Doper betrof immers niet de dochter, maar het 'foute' huwelijk van Herodes; dat zal ook de reden zijn dat Matteüs en Marcus de dans van 'Salome' niet afkeuren, hoewel het zeer ongepast is dat een koningsdochter en niet een beroepsdanseres die gewoonlijk wulps uitvoerde.

Familie van Zebedeüs

In het evangelie van Marcus is Salome de naam van een van de vele vrouwen die met Jezus vanuit Galilea waren meegereisd naar Jeruzalem en toe stonden te kijken bij zijn kruisiging (Marcus 15:40). Op de eerste dag van de week hoort ze ook bij de enkele vrouwen die Jezus' lichaam met geurige olie willen balsemen, maar dan te horen krijgen dat Jezus is opgewekt is uit de dood (Marcus 16:1-6).
Ook de evangelist Matteüs noemt namen van vrouwen die bij kruisiging en graflegging aanwezig waren, maar de naam Salome noemt hij niet, wel 'de moeder van de zonen van Zebedeüs' (Matteüs 27:56), dit zijn Jakobus en Johannes. Dit leidde ertoe dat in de latere traditie deze anonieme moeder gelijkgesteld werd met Salome.

Als Maria Salome wordt zij op de kerkelijke kalender herdacht op 22 oktober en op 25 mei (translatie). Het Roomse Martelaarsboek meldt op 22 oktober:
Te Jeruzalem de heilige Maria Salome, de moeder van de heilige apostelen Johannes en Jakobus. Men leest van haar in het Evangelie dat zij zorg droeg voor de begrafenis van de Heer.
En op 25 mei:
Te Veroli in de Romeinse Campagna het overbrengen van de heilige Maria, de moeder van Jakobus. Haar lichaam wordt door zeer vele wonderen verheerlijkt.
Jacobus de Voragine brengt in zijn Legenda Aurea in het korte hoofdstuk 65 over Johannes bij de Latijnse Poort ook Johannes' moeder ter sprake, zonder haar naam te vermelden. De Voragine schrijft wel over drie andere personen met de naam Salome.
  • De vroedvrouw van Jezus
    Zij geloofde niet dat Maria maagd was maar bij onderzoek verdorde haar hand, maar toen zij het kind Jezus aanraakte werd haar hand genezen (Legenda Aurea 6,36-40).
    Volgens andere legendes vluchtte zij ook mee naar Egypte om voor Jezus te zorgen.
  • De dochter van Herodes Antipater en Cypros (zie ook boven)
    Op bevel van haar broer Herodes de Grote moest zij alle gevangenen laten vermoorden bij zijn dood. Volgens De Voragine is het onduidelijk of zij dit wel of niet heeft uitgevoerd (Legenda Aurea 10,73-84).
  • De derde echtgenoot, in dit geval dus een man, van Anna, de grootmoeder van Jezus (Legenda Aurea 127,19-26).
Om de verwarring en onduidelijkheid nog groter te maken hadden - volgens weer een andere middeleeuwse traditie- Anna en Salome (die dan voor het gemak Salomas heet) een dochter die ook Salome heette. Ze is daarmee een halfzuster van Maria, de moeder van Jezus. Johannes en Jakobus waren dus volgens deze traditie beiden neven van Jezus.

De evangelist Matteüs geeft de moeder van Johannes en Jakobus nog een andere kleine rol met een vraag voor Jezus.
Daarop kwam de moeder van de zonen van Zebedeüs met haar zonen naar Hem toe. Ze wierp zich voor Hem neer om Hem om een gunst te vragen. Hij vroeg haar: ‘Wat wilt u?’ Ze antwoordde: ‘Beloof me dat deze twee zonen van mij in uw koninkrijk naast U mogen zitten, de een rechts van U en de ander links.’ Maar Jezus zei hun: ‘Jullie weten niet wat je vraagt. Kunnen jullie de beker drinken die Ik zal moeten drinken?’ ‘Ja, dat kunnen wij,’ antwoordden ze. Toen zei Hij: ‘Uit mijn beker zullen jullie inderdaad drinken, maar wie er rechts en links van Mij zullen zitten kan Ik niet bepalen, die plaatsen behoren toe aan hen voor wie mijn Vader ze heeft bestemd.’
(Matteüs 20:20-23)
Opmerkelijk is dat in het Marcusevangelie Jakobus en Johannes zelf deze vraag stellen, niet hun moeder (Marcus 10:35-40).
2016 Paul Verheijen / Nijmegen