Paul Verheijen

JACOB CORNELISZ. VAN OOSTSANEN

Madonna met Kind

Massaproductie

Een Madonna met Kind en musicerende engeltjes was een onderwerp waarvan het atelier van Jacob Cornelisz. van Oostsanen diverse varianten in verschillende formaten produceerde. Vermoedelijk werd zo'n triptiek voor de markt geschilderd en niet voor een specifieke opdrachtgever, waarna de koper er zelf nog zijluiken met voorstellingen naar keuze aan kon laten toevoegen. Hier zijn vier voorbeelden te zien.
Op alle versie is een mand met kersen te zien. De symboliek daarvan is diep geworteld in de christelijke iconografie en kan verschillende betekenissen hebben:
  • Zoetheid en vreugde
    Kersen worden vaak geassocieerd met zoetheid, genot en het paradijs. In de context van Maria en Jezus symboliseren ze de hemelse vreugde en het geluk dat Christus brengt.
  • Bloed van Christus en zijn kruisoffer
    Door hun dieprode kleur kunnen kersen verwijzen naar het bloed van Christus en zijn toekomstige lijden en offerdood. Dit sluit aan bij andere rode vruchten, zoals granaatappels en druiven, die in religieuze kunst vaak een eucharistische betekenis hebben.
  • Onschuld en deugd
    In sommige interpretaties symboliseren kersen ook de onschuld en zondeloosheid van Christus en Maria, net zoals de witte lelie of rozen dat doen.
  • Verwijzing naar het Paradijs
    Kersenbomen werden in de middeleeuwen soms gezien als bomen van het paradijs, wat de mand met kersen kan verbinden met het idee van de nieuwe Adam (Christus) en de nieuwe Eva (Maria), die de zondeval ongedaan maken.

Versie 1512-15

Het middenpaneel van de triptiek uit 1512-15 was mogelijk het sjabloon. Dat het om een standaardcompositie gaat die in veelvoud werd vervaardigd, blijkt uit het feit dat zich onder dit paneel een kwadraatnet bevindt: een raster van vierkantjes die het makkelijker maakte voor de kunstenaar om de voorstelling te kopiëren, en desgewenst te vergroten of verkleinen.

Aan het begin van de 20e eeuw werd het drieluik uit elkaar gehaald zodat de stukken apart verkocht konden worden. Het Kunstpalast in Dusseldorf bezit de binnenvleugels. Hierop zijn Petrus met een grote sleutel en Maria Magdalena met een zalfpot en afbeeldingen van ons onbekende opdrachtgevers te zien. Zij vragen Maria en het Kind om voor hen te bidden. Het kleine figuurtje is mogelijk een zoon van de familie die jong is gestorven – in die tijd droegen kinderen lange gewaden. Zoals te doen gebuikelijk zijn de mannen en vrouwen in de twee panelen van elkaar gescheiden.

Een versie ±1515

Het middenpaneel van deze triptiek toont Maria zittend met op haar rechterarm het Christuskind. Links en rechts van Maria zijn musicerende engelen te zien. Op de zijluiken zijn de portretten van uiteraard andere opdrachtgevers afgebeeld. Op het linkerluik zit Augustijn van Teylingen (±1475-1533). Naast hem staat zijn naamheilige Augustinus, die herkenbaar is aan zijn bisschopsgewaad en het met een pijl doorboord hart, dat hij in zijn hand houdt. Augustijn van Teylingen was burgemeester van Alkmaar. Op het linkerzijluik zit zijn echtgenote Judoca van Egmond van de Nijenburg, met de heilige Barbara.

Hier heeft Jacob Cornelisz. van Oostsanen in tegenstelling tot andere werken, geen renaissance-ornamenten verwerkt. De heiligen op deze buitenluiken zijn afgebeeld in gotische nissen. Misschien volgde Jacob in dit schilderij de conservatievere smaak van zijn opdrachtgevers.

Een andere versie ±1515

Dit exemplaar werd in of kort na 1515 besteld door de buurman van Jacob Cornelisz en zijn belangrijkste mecenas, Pompeius Occo (1483-1537), een vooraanstaande intellectueel in Amsterdam. Op de zijluiken liet hij zichzelf en zijn vrouw Gerbrich Claesdr. (1491-1558) afbeelden. Hij gaat vergezeld van zijn beschermheilige Sebastianus met pijl. Maria Magdalena met zalfpot begeleidt zijn vrouw.

Op de buitenzijden van de luiken waren Adam en Eva weergegeven, geïnspireerd door de Zondeval van Albrecht Dürer uit 1504. De figuur van Eva is in slechte staat bewaard gebleven, van Adam is niets meer over. In Occo’s testament staat het schilderij omschreven als ‘zyn beste tavereel van Adam ende Eva’. Occo liet het na aan zijn oudste zoon Sybrant.

Versie 1518

Het laatste voorbeeld van de vele triptieken met dit thema uit het atelier van Jacob Cornelisz komt oorspronkelijk uit de Mariakapel van de OLV Presentatiekerk in Aarle-Rixtel. Te zien is dat de houding van Maria, het Kind en de vioolspelende engel links, letterlijk aan het werk uit 1512-15 zijn ontleend. Ook de tafel waaraan Maria gezeten is, komt hierop voor, compleet met het gedeelte van haar mantel dat erover is gedrapeerd en de mand met kersen. Het draailierspelende engeltje, dat rechts op het werk uit 1512-18 staat, is hier naar links en meer naar de achtergrond verplaatst. Er is een aantal zaken toegevoegd zoals de hoofddoek van Maria en God de Vader met de engelen in de hemel. De achtergrond wijkt eveneens af. We zien daar een rivierlandschap, waarbinnen zich enige scènes uit de Vlucht naar Egypte afspelen. Aan de bovenzijde openbaart zich God te midden van een engelenschare.

Op de zijpanelen zijn nu uiteraard weer andere heiligen en opdrachtgevers te zien. Op het linkerzijluik is Joris Sampson weergegeven op 37-jarige leeftijd (blijkens het opschrift), samen met zijn beschermheilige Sint-Joris en zijn zoon achter hem. Sampson was gasthuismeester in Den Bosch. Op het rechterzijluik knielt zijn 35-jarige echtgenote Engelken Coolen, geflankeerd door een Sint-Anna-te-Drieën. Achter haar bevinden zich haar zes dochters, waarvan er al drie waren gestorven, wat wordt aangegeven door de rode kruisjes in hun handen. Engeltjes bovenin houden de wapenschilden van de echtgenoten omhoog.

Deze voorstelling bevat een raadsel, een tragedie wellicht. Lange tijd dacht men dat het drieluik was geschilderd naar aanleiding van de dood van het enige zoontje, dat tweemaal is afgebeeld. Op het linkerpaneel achter zijn vader met kruisje in de hand, en op het middenpaneel rechts op de voorgrond als in de gedaante van de kleine Johannes de Doper. Het kindje draagt vleugeltjes, teken van de verwisseling van het tijdelijke voor het eeuwige bestaan. Maar tijdens een restauratie in 1997 kwam naar voren dat het jongetje op het linkerluik later is bijgeschilderd. Ook de vleugeltjes van Johannes zouden later zijn toegevoegd. Misschien was het drieluik dus niet geschilderd naar aanleiding van de dood van de stamhouder, maar uit dankbaarheid voor diens geboorte. Vandaar diens prominente plaats op het middenpaneel. Toen het jongetje alsnog kwam te overlijden, kreeg hij zijn vleugels en werd hij links met kruisje bijgeschilderd.

Waarschijnlijk kocht Joris Sampson dit werk kant en klaar op de vrije markt, met onbeschilderde zijluiken waarop hij dan zijn eigen gezin (of een andere voorstelling naar keus) kon laten vereeuwigen. De luiken zijn in elk geval door een andere kunstenaar geschilderd, in een stijl die sterk afwijkt van die van Jacob Cornelisz. Deze onbekende meester werkte vermoedelijk ook het middenstuk bij om het geheel beter op elkaar te laten aansluiten. Met name de gezichtjes van het Christuskind en de twee engeltjes op de voorgrond lijken niet afkomstig te zijn uit het atelier van Jacob Cornelisz.
Jacob Cornelisz van Oostsanen (±1475-1533) (atelier)
Madonna met Kind en musicerende engeltjes
Olieverf op panelen

Versie 1512-15
Middenpaneel, 66 x 58 cm
Rotterdam - Boijmans Van Beuningen
Zijpanelen, 66 x 25 cm elk
Düsseldorf - Kunstpalast
Versie ±1515
Middenpaneel, 42 x 32 cm en zijpanelen 50 x 17 elk
Berlijn - Gemäldegalerie
Versie 1518
119 x 167 cm
Uden - Museum Krona
2016 Paul Verheijen / Nijmegen