Paul Verheijen

FLORENCE SANTA CROCE

Bardi of Silvester kapel

Maso di Banco

Vier kapellen in de Santa Croce dragen de naam Bardi en in een daarvan is onderstaande cyclus te zien die Maso di Banco heeft geschilderd over het leven van paus Silvester I. Deze kapel wordt daarom ook aangeduid met de minder verwarrende naam Silvesterkapel.

Maso di Banco (gestorven in 1348) was een Florentijns schilder en een van de belangrijkste leerlingen van Giotto. Hij schilderde rond 1340 de fresco's in opdracht van de bankiersfamilie Bardi di Vernio. De cyclus volgt de beschrijving zoals opgeschreven in hoofdstuk 12 van de Legenda Aurea.

Constantijn lijdt aan lepra


Vanwege zijn vervolging van christenen strafte God keizer Constantijn met de ziekte lepra. Heidense priesters adviseerden hem zich te baden in het bloed van drieduizend jonge kinderen om zo weer gezond te worden. Toen hij dit advies wilde volgen, traden hem de moeders van die tot de dood gedoemde kinderen schreiend en wenend tegemoet. Constantijn liet zijn wagen stilstaan, kwam terug op zijn voornemen en keerde naar zijn paleis terug.

Dit zwaar gehavende fresco laat nog de wagen van de keizer zien en enkele wenende moeders.

Constantijn droomt van twee godengestalten


De volgende nacht verschenen twee goddelijke figuren aan keizer Constantijn in een droom. Zij droegen Constantijn op naar paus Silvester te gaan die zich verborgen hield bij een bron.
In die bron moest Constantijn zich onderdompelen om weer gezond te worden.

Pas in de volgende scène wordt duidelijk wie de beide goddelijke figuren zijn, maar de twee heiligen hebben de in de iconografie karakteristieke kenmerken van Petrus en Paulus.

Constantijn ontbiedt Silvester


Constantijn had Silvester ontboden en vroeg hem wie de twee goddelijke figuren waren die hij in zijn droom had gezien. Silvester zei hem dat het Petrus en Paulus waren. Op verzoek van de keizer liet Silvester een afbeelding zien van beide apostelen. Dat zien we links op het fresco.

Constantijn diende een week te vasten en in die week verklaarde hij het christendom als geoorloofde godsdienst. Na die week vasten werd hij gedoopt, hetgeen Maso di Banco rechts op het fresco heeft uitgebeeld.

Silvester wekt dode stier tot leven


Helena, Constantijns moeder, vond het prima dat hij de afgoden vaarwel had gezegd, maar begreep niet dat hij niet in de God van de joden geloofde, maar in een gekruisigde man. Constantijn verzocht haar daarop de meest geleerde rabbi's tot hem te brengen om hem op de proef te stellen en zijn geloof te weerleggen. Helena arriveerde met 141 rabbi's, waarvan er twaalf bijzonder welsprekend waren. Een voor een stelden deze twaalf een moeilijke vraag aan de paus, maar hij wist op de eerste elf vragen een goed antwoord. De laatste wijze jood, een tovenaar, nam geen genoegen met deze woordenstrijd en wilde daden zien. Hij fluisterde een wilde stier - die door honderd man nauwelijks in bedwang kon worden gehouden - een naam in zijn oor, waarop de stier dood neerviel. Silvester zei daarop dat het hier om een duivelse naam ging, want een levende dood maken kan iedereen, maar een dode levend maken kan alleen Christus. Nadat Silvester de naam van Christus in het oor van de dode stier had gefluisterd, werd deze weer levend.

Silvester temt een draak


Intussen doodde een draak elke dag met zijn giftige adem meer dan driehonderd mensen per dag. Constantijn vroeg Silvester hier een eind aan te maken. Na een verschijning van Petrus moest Silvester 150 treden afdalen in de kuil waar de draak zich bevond. Aldaar temde hij de draak door zijn giftige bek drie keer vast te snoeren met een koord dat verzegeld werd met het teken van het kruis. Dat zien we links op het fresco.

Toen hij weer omhoogklom, vond hij twee tovenaars op de trap liggen, halfdood door de stank van de draak. Zij waren Silvester gevolgd om te zien of hij daadwerkelijk naar de draak ging. Maso di Banco heeft dit op de rechterhelft geschilderd.
Silvester nam de twee mee; zij werden gezond en bekeerden zich terstond tot het christendom.

De achtergrond van dit fresco is het Forum Romanum, bezaaid met ruïnes.
Zij symboliseren niet alleen de ondergang van het heidendom, maar accentueren met hun architectonische vormen de personages op het fresco.
Op de voorgrond links zien we bijvoorbeeld een alleenstaande zuil en rechts op de achtergrond een toren in de stadsmuur.
De cilindrische vormen daarvan stemmen overeen met de cylindrische vorm van de zegenende Silvester en de toekijkende keizer Constantijn.
2016 Paul Verheijen / Nijmegen