Paul Verheijen

BARNABAS

Zoon van vertroosting - Roomse Martelaarsboek - Verdere berichten - Barnabasbrief

Zoon van vertroosting

Barnabas, niet te verwarren met de misdadiger Barabbas die in plaats van Jezus door Pilatus werd vrijgelaten, komt alleen voor in de Handelingen van de apostelen (in hoofdstuk 4 en de hoofdstukken 11 tot en met 15). Verder wordt zijn naam genoemd in drie brieven van Paulus (1 Korintiërs 9,6; Galaten 2,1-10 en Kolossenzen 4,10).
Hoewel Barnabas voor de eerste christengemeenschap in Jeruzalem in het begin belangrijker was dan iemand als Paulus, staat hij nu volledig in diens schaduw.
Zijn huidige verering heeft Barnabas dan op zijn beurt weer aan diezelfde Paulus te danken.
Barnabas leefde in Jeruzalem eendrachtig samen in gemeenschap van goederen en Lucas introduceert hem aldus:
Een van hen was Josef, een Leviet uit Cyprus, die van de apostelen de bijnaam Barnabas had gekregen, wat in onze taal 'zoon van de vertroosting'* betekent. Hij bezat een akker, die hij verkocht, waarna hij het geld naar de apostelen bracht.
(Handelingen van de apostelen 4,36-37)
* de Aramese naam betekent letterlijk feitelijk 'zoon van profetie'
Het was de ruim denkende Barnabas die Paulus na diens bekering in contact bracht met de apostelen.
Na de dood van Stefanus werd daar een vervolging tegen de gemeente ontketend, en velen vluchtten.
Van hen verkondigden enkelen vervolgens in Fenicië, op Cyprus en in Antiochië het evangelie met succes aan niet-joden.
Hun bekering wekte argwaan in Jeruzalem en daarom werd Barnabas uitgezonden om poolshoogte te nemen.
Tevreden over wat hij gezien had, bezocht hij de inmiddels ook uitgeweken Paulus in Tarsus en introduceerde hem ditmaal bij de nieuwe beweging in Antiochië, waar de volgelingen van Jezus ‘christenen’ werden genoemd.
Vanuit deze stad, waar Barnabas goed bekend stond, had men een collecte georganiseerd in verband met hongersnood in Jeruzalem.
Barnabas en Paulus ontplooiden vervolgens samen bekeringsactiviteiten.
In Lystra in Lykaonië werd Barnabas, na de wonderbaarlijke genezing van een lamme door Paulus, voor Zeus aangezien en Paulus voor diens woordvoerder Hermes (zie de werken van Rafaël en Lastman).
Toen bij een nieuwe reis bleek dat Barnabas zijn neef Marcus weer mee wilde nemen, weigerde Paulus.
Dat werd de oorzaak van een breuk tussen de twee mannen. Lucas schrijft hierna niets meer over Barnabas.

Met zijn naam is de barnabietenorde verbonden, officieel de orde van de reguliere klerken van St-Paulus. Deze orde werd gesticht door Antonius Zaccaria (1502-1539; feestdag 5 juli). De ordeleden kwamen bijeen in de San Barnaba in Milaan, vandaar de naam.

Roomse Martelaarsboek

Het Roomse Martelaarsboek herdenkt hem op 11 juni door zijn leven en dood als volgt samen te vatten:
Te Salamis op Cyprus de geboorte van de heilige apostel Barnabas. Hij was van Cyprus afkomstig en werd door de leerlingen tegelijk met Paulus bestemd voor het apostolaat onder de heidenen. Vele gewesten doortrok hij met hem, om de taak van de evangelieprediking, die hem was opgedragen, te vervullen. Ten laatste trok hij naar Cyprus, waar hij zijn apostolaat verheerlijkte door een roemvolle marteldood. Zijn lichaam is ten tijde van keizer Zeno, op openbaring van hemzelf, gevonden tegelijk met een handschrift van het evangelie van Sint Matteüs, dat hij zelf had overgeschreven.
Barnabas behoort ook tot de zogenaamde regenheiligen.

Verdere berichten

Omdat het verhaal over Barnabas na zijn breuk met Paulus abrupt stopt, kon de legendevorming de rest van zijn leven gaan invullen. Jacobus de Voragine doet dat in zijn Legenda Aurea, waarin hij onder andere de 'breuk' tussen Barnabas en Paulus in een positief daglicht plaatst.
Want toen Barnabas in de stad Iconium was, verscheen in een visioen een stralende man aan zijn al genoemde neef Johannes, die tegen hem zei: 'Johasnes, wees standvastig. Voortaan zul je niet Johannes heten, maar de verhevene.' Johannes vertelde dit aan Barnabas. Deze antwoordde hem: 'Pas goed op dat je niemand vertelt wat je gezien hebt. Want ook aan mij is de Heer vannacht verschenen en Hij zei: "Wees standvastig, Barnabas. Je zult de eeuwige beloning ontvangen omdat je je eigen volk hebt verlaten en je leven hebt overgehad voor mijn naam."' Nadat Paulus en Barnabas lange tijd in Antiochië het geloof hadden verkondigd, verscheen ook een engel van de Heer aan Paulus en zei: 'Haast je naar Jeruzalem, want enkele broeders zien daar uit naar je komst.' Omdat Barnabas naar Cyprus wilde gaan om zijn ouders te bezoeken, terwijl Paulus zo vlug mogelijk naar Jeruzalem wilde reizen, gingen zij, door de Heilige Geest zo geleid, uit elkaar. Toen Paulus aan Barnabas vertelde wat de engel hem had gezegd, antwoordde Barnabas: 'De wil van de Heer geschiede. Maar nu ga ik naar Cyprus. Daar zal mijn leven een einde vinden en ik zal je niet meer zien.' En terwijl hij zich wenend op de grond voor zijn voeten wierp, zei Paulus vol meegevoel tegen hem: 'Ween niet, zo is de wil van de Heer. Want ook mij is de Heer vannacht verschenen en Hij zei: "Belet Barnabas niet naar Cyprus te gaan. Hij zal daar velen verlichten en de marteldood sterven."'
Toen Barnabas dan met Johannes naar Cyprus reisde, nam hij het evangelie van sint Matteüs mee. Hij legde het op de zieken en genas velen door de kracht van God. Toen ze van Cyprus wilden vertrekken, troffen ze Elymas, de tovenaar, aan wie Paulus een tijdlang het licht in zijn ogen had ontnomen. Hij verzette zich tegen hen en belette hun Pafos binnen te gaan. Op zekere dag zag Barnabas mannen en vrouwen naakt hardlopen ter gelegenheid van een van hun feesten. Verontwaardigd sprak hij een vloek uit over de tempel. Dadelijk stortte een gedeelte ervan in en bedolf velen onder het puin. Ten slotte kwam hij in Salamis aan. Daar ontketende de al genoemde tovenaar een geweldige volksoploop tegen hem. De joden grepen Barnabas vast en sleurden hem onder veel schoppen en slagen mee om hem zo snel mogelijk ter bestraffing aan de stadsrechter over te leveren. Maar toen ze hoorden dat Eusebius, een aanzienlijk en machtig man uit de familie van Nero, was aangekomen, waren ze bang dat hij hun Barnabas zou afnemen en hem dan als vrij man zou laten vertrekken. Ze bonden dus een touw om zijn hals, sleepten hem buiten de poort en verbrandden hem daar onmiddellijk. Daarmee nog niet tevreden, borgen de goddeloze joden zijn beenderen ook nog in een loden kruik om die in zee te gooien. Maar zijn leerling Johannes stond 's nachts met twee anderen op, stal de beenderen en begroef ze in het geheim in een onderaardse ruimte. En daar, zo vermeldt Sigebert, lagen ze verborgen tot de tijd van keizer Zeno en paus Gelasius*, dat is tot het jaar des Heren 500. Toen openbaarde hij zelf de plaats en werden ze teruggevonden.
De heilige Dorotheủs echter zegt het volgende: 'Barnabas verkondigde Christus eerst in Rome en werd bisschop van Milaan.'

(Legenda Aurea 76,57-85)
* Gelasius I (paus van 492-496; feestdag 21 november)
Volgens andere legenden was Barnabas een van de 70 of 72 leerlingen die Jezus twee aan twee vooruit zond naar plaatsen waar hij heen wilde. Barnabas zou zendingsreizen ondernomen hebben naar Alexandrië, Macedonië, Rome en Milaan en is hij door steniging als martelaar gestorven. Zijn lichaam is daarna, mét het manuscript van het Matteüsevangelie, naar Constantinopel overgebracht.

Barnabas' relieken werden vervolgens over veel Italiaanse steden verspreid, onder meer te Florence, waaraan hij op zijn feestdag 11 juni tweemaal, 1269 en 1289, een klinkende overwinning bezorgde, maar bereikten ook Toulouse, Praag, Keulen, Namen en Doornik.
Hij is de patroon van wevers en kuipers en biedt uitkomst bij depressies (vanwege zijn bijnaam), bij onenigheid (ruzie met Paulus) en bij hagel (steniging).
Zijn attributen zijn een steen, evangelierol (-boek) of olijftak, een enkele maal een hellebaard (vanwege de overwinning van Florence).
Hoewel hij niet tot de twaalf door Jezus uitgekozen apostelen behoorde, wordt hij evenals Paulus toch apostel genoemd en beeldt men hem ook meestal af als zodanig, van oudere leeftijd met volle grijze of witte baard, soms in het gewaad van een bisschop.

Barnabasbrief

Op naam van Barnabas staat ook een apokriefe brief geschreven vermoedelijk tussen 132 en 135. In hoeverre er echter sprake is van een brief, wordt bediscussieerd. Critici wijzen op het ontbreken van typische eigenschappen van een brief, zoals de superscriptio, naam afzender en geadresseerden. Indien de tekst wél als een brief kan worden beschouwd, is het onduidelijk of er sprake is van een echte brief of dat de briefvorm fungeert als literair kader. Het leeuwendeel van de tekst heeft het karakter van een theologisch traktaat, polemiek, of homilie. Het is wellicht het veiligst Barnabas te duiden als een verhandeling met briefachtige eigenschappen. De brief wordt onderverdeeld in 21 hoofdstukken en kan grofweg gesplitst worden in twee hoofddelen die worden gevormd door de hoofdstukken 2-16 en 18-20. Na een inleidend gedeelte (1), verdedigt de auteur in het, sterk polemische, eerste hoofddeel de stelling dat het verbond niet aan de joden, maar aan de christenen toebehoort. Zij zijn degenen die de wet op de juiste (geestelijke) wijze interpreteren en naleven. Achtereenvolgens komen ter sprake: introductie en doel van schrijven (1), de offers (2), het vasten (3), het verbond voor de christenen (4), Christus’ offer voorzegd in het Oude Testament (5-8), de besnijdenis (9), de voedselwetten (10), de doop (11), het kruis en Christus’ offer (12), het verbond voor de christenen, (13), de joden hebben het verbond verloren (14), de sabbat (15), de tempel (16). Na een overgangshoofdstuk (17) volgt het tweede hoofddeel met een uiteenzetting van de ‘twee wegen’ (18-20). Het geschrift eindigt met een aansporing tot een godvrezende levenswandel (21).
2016 Paul Verheijen / Nijmegen