Paul Verheijen

DRIEKONINGENSCHRIJN

Gesol met relieken

Toppunt van de legendevorming

In de hang naar tastbaarheid kregen de inmiddels tot drie koningen gebombardeerde wijzen uit het oosten uit het evangelie volgens Matteüs ook stoffelijke resten die vereerd konden worden. Lees daarvoor de paragraaf relieken op de menupagina van Driekoningen.

In veertig jaar tijd, van 1181 tot 1230, vervaardigde goudsmit Nikolaas van Verdun met zijn medewerkers een enorm gouden reliekschrijn in de vorm van een oudchristelijke drieschepige basiliek. De relieken van de Driekoningen kregen toen hun definitieve plek. Nog steeds toont het Keulse stadswapen drie kronen en staat de schrijn in de Dom.

Frontzijde

  • Bovenveld
    Christus afgebeeld als wereldrechter, geflankeerd door twee engelen.
  • Onderveld
    De drie koningen brengen Maria hulde. Koning Otto IV is een vierde koning in de rij. Rond 1200 schonk hij edelstenen voor de schrijn en als dank (of voorwaarde?) mocht (wilde?) hij op de schrijn achter het drietal aanschuiven. Rechtsonder is de doop van Christus uitgebeeld.

Achterzijde

  • Bovenveld
    Kroning door Christus van de martelaren Nabor en Felix van Milaan. Hun Vita dateert uit het midden van de 5e eeuw en vertelt dat zij Noord-Afrikaanse slaven waren uit begin 4e eeuw die in Milaan in het Romeinse legioen weigerden afgoden te aanbidden. Daarop werden zij zonder eten of drinken in de gevangenis geworpen. Dat duurde zo meerdere dagen. Maar honger, stank en ongemak waren niet in staat hen van hun geloof af te brengen. Nu gaf keizer Maximianus Herculius bevel hen met stokken af te ranselen. Vervolgens liet hij Nabor voor de ogen van Felix op de pijnbank leggen en uit elkaar trekken. Maar zelfs dat bracht beide mannen niet van hun stuk. De keizer veroordeelde hen tot de brandstapel. Het vuur deerde hen niet en liet zelfs geen schroeiplek op hen achter. In zijn machteloze woede liet de keizer hen weer naar de gevangenis terugbrengen. Toen zij na enige dagen nog niet van mening veranderd waren en trouw vasthielden aan hun geloof in Christus, liet hij hen onthoofden.
    Maternus van Milaan (feestdag 18 juli) droeg hun gebeente over naar de speciaal voor hen gebouwde kerk in Milaan. Chrodegangus van Metz (feestdag 6 maart) bracht ze vervolgens over naar zijn stad, vanwaar ze deels terechtkwamen in het benedictijnenklooster Saint-Nabor in Saint-Avold ten oosten van Metz. De inwoners van Saint-Avold worden dan ook Naboriens genoemd. Andere delen kwamen in Keulen terecht tegelijk met de relieken van de Driekoningen. De in 1959 in het Franse Namur gevonden hoofden van Nabor en Felix werden naar Milaan teruggebracht. Zo heeft Milaan ook nog iets te vereren over. Nabor en Felix staan naast Christus afgebeeld als ridders met een schild.
    Ambrosius van Milaan eert hun als volgt:
    Onze martelaren Felix en Nabor zijn het mosterdzaad van het evangelie. Zij droegen in zich de goede geur van het geloof, doch hij bleef verborgen; toen kwam de vervolging, zij legden hun wapens af, bogen het hoofd en door het zwaard getroffen verspreidden zij tot aan de einden der gehele wereld de genade, welke in hen verscholen was, zodat men thans terecht mag zeggen, dat hun stem over de gehele aarde heeft weerklonken.
    En het Roomse Martelaarsboek herdenkt de twee martelaren op 12 juli met een eigen versie van hun relieken.
    Te Lodi in Ligurië de heilige martelaren Nabor en Felix, die in de vervolging van Maximianus na verschillende folteringen doorstaan te hebben, door onthoofding hun martelaarschap hebben voleindigd. Hun lichamen zijn door toedoen van de zalige Savina * naar Milaan overgevoerd en werden daar eervol begraven.
    * Savina van Milaan (feestdag 30 januari) was een tijdgenoot die volgens de legende tijdens de vervolgingen gevangenen bezocht, martelaren begroef en overleed terwijl ze bad bij het graf van Nabor en Felix.
  • Onderveld
    Links wordt Jezus gegeseld en rechts gekruisigd met zijn moeder Maria en zijn lievelingsleerling Johannes terzijde.
  • Driehoek tussen boven- en onderveld
    De bisschop met mijter is Rainald von Dassel die in 1164 de relieken als krijgsbuit uit Milaan naar Keulen had laten brengen en daarmee Keulen tot een van de belangrijkste bedevaartsoorden van de middeleeuwen verhief, met bijbehorend economisch gewin. Als dank of eis is hij hier vereeuwigd, zij het onaf. Hij mist zijn handen.

Salomons- en Davidszijde


De linker en rechter lange zijdes van de schrijn zijn respectievelijk genoemd naar de koningen Salomo en David.
De onderste rij is gereserveerd voor 2 x 6 profeten uit het Eerste Testament met Salomon enerzijds en David anderzijds in hun midden.
De bovenste rij wordt bevolkt door 2 x 6 apostelen uit het Tweede Testament met een cherub in het midden.

Amos

De apostelen en profeten op de schrijn zijn onmogelijk te identificeren, ware het niet dat Verdun in de boog boven hun hoofden de naam heeft ingekerfd.
Als voorbeeld is hier Amos Propheta afgebeeld. Deze agrariër trad rond 750 voor onze jaartelling op in het Noordrijk Israël en werd daar als ongewenste vreemdeling uitgewezen. Hij bekritiseerde vroomheid wanneer daar geen praktische consequenties aan verbonden werden. Zoals gebruikelijk bij de profeten waarschuwde hij voor een fatale afloop van fout gedrag. Amos beschrijft bijvoorbeeld de woestijntijd van Israël waarin het volk herhaaldelijk in afgodendienst verviel: een voorafspiegeling van wat zich later in het beloofde land zou afspelen en dreigt met een ballingschap (Amos 5:25-27).

In het Tweede Testament houdt Stefanus een lange verdedigingsrede waarin hij deze kritiek van Amos citeert, zonder overigens diens naam te noemen (Handelingen 7:42-43). Later in hetzelfde bijbelboek houdt ook Jakobus een toespraak met een anonieme verwijzing naar Amos (Handelingen 15:17 verwijst naar Amos 9:11-12).
2016 Paul Verheijen / Nijmegen