|
||
DoorbraakOp dit paneel van een anonieme schilder met de noodnaam 'Meester van Saint-Gilles' is de doop van koning Clovis (±466-511) door bisschop Remigius (zie onder) te zien, die plaatsvond met Kerstmis rond 496 in Reims. Gregorius van Tours vertelde circa 580 in het tweede deel van zijn Historia Francorum het verhaal van deze doop die een doorbraak betekende in de missionering onder de Franken.Met Clovis begon een bonte stoet aan Franse koningen met van hem afgeleide namen als Clodovicus, Lovis, Louis, Chlodovech, Ludovicus, Lodewijk, Chlodwig, Ludwig, enz. Een vroom christen werd Clovis overigens allerminst: zijn wreedheid bleef onveranderd groot en iedereen die hij beschouwde als een potentiële belager van zijn macht, werd vermoord. Soms staat Clovis op een lokale heiligenlijst wat hij dus niet te danken heeft aan een heilige levenswandel, maar aan het feit dat door zijn toedoen Gallië de christelijke godsdienst aannam. Zijn feestdag is in dat geval op 27 november. |
||
Het paneel in detailHet paneel maakte waarschijnlijk deel uit van een groot polyptiek. Twee panelen toonden scènes uit het leven van Egidius. Het paneel met de doop van Clovis geeft ons zowel een kijkje in de dooppraktijk van de 5e/6e eeuw als in die van de 16e eeuw.In de 5e/6e eeuw werd de doop vaak uitgevoerd door immersie, onderdompeling, in water, waarbij de persoon volledig in het water werd ondergedompeld. De doopceremonie was lang en omvatte verschillende rituelen, zoals het zalven met olie, het uitspreken van de geloofsbelijdenis, en het ontvangen van een wit kleed om de reinheid na de doop te symboliseren. De doopvont stond vaak in een aparte ruimte, de doopkapel, dicht bij de kerk, en het ritueel werd vaak uitgevoerd tijdens Paasnacht. In de 16e eeuw werd de onderdompeling steeds minder gebruikt. De meeste dopen werden uitgevoerd door affusie, besprenkeling, waarbij de priester water over het hoofd van de dopeling goot. De doop vond meestal in de kerk zelf plaats, vaak bij een kleiner doopvont in plaats van in een aparte kapel. Op het hier afgebeelde paneel zijn de gebruiken min of meer versmolten. Clovis staat in een zandsteenkleurige, heuphoge doopvont met de handen samengevouwen in gebed. Hij staat met zijn lichaam naar de kijker gericht, maar zijn hoofd helt iets naar links. Hij draagt een kroon met juwelen over zijn kinlange bruine haar en kijkt naar rechts met donkere ogen onder donkere wenkbrauwen. De doopvont staat op een fraai bewerkte grijze stenen sokkel. Omdat Clovis er naakt instaat, zou je een onderdompeling verwachten, maar alleen zijn hoofd wordt vanuit een gouden schaaltje met water besprenkeld. Dat wordt gedaan door Remigius. Zijn linkerhand houdt hij omhoog naar Clovis gericht. Hij draagt een met juwelen versierde gouden en zilveren mijter die de zijkanten splitst om de rode voering bloot te leggen, en een rijkelijk brokaatrode en gouden pluviale, koormantel (letterlijk: regenmantel), met koningsblauwe voering. Deze wordt gedragen bij alle niet-eucharistische vieringen. De gouden agraaf, koormantelgesp, heeft een afbeelding van Christus Pantokrator. Op de aurifriezen van zijn pluviale staan Paulus met een zwaard en Petrus met een grote sleutel in de ene hand en een boek in de andere. Twee andere apostelen hierop zijn slechts deels te zien en niet te identificeren. Onder zijn koormantel draagt Remigius een witte albe met daarover weer een rode superplie. Rechts van hem staan vijf mannen in liturgisch gewaad dicht op elkaar. De twee voorste zijn gekleed in een koormantel van brokaat die wordt bijeengehouden door een eenvoudige stoffen knoop (ter onderscheiding van de agraaf van Remigius) met een negenpuntige ster. Als deze symbolisch bedoeld is dan verwijzen de negen punten mogelijk naar het stervensuur van Christus. Op de aurifriezen zien we verschillende feniksen afgebeeld. Het christelijk geloof zag in de feniks het symbool van de herrijzenis. In dit geval verwijzen ze dan ook naar de wedergeboorte van Clovis door zijn doop. Bijzonder is wel dat fabeldieren hier op liturgische gewaden verschijnen. De twee 'helpers' zijn niet geïdentificeerd. Mogelijk is een van hen Vedastus van Atrecht (zie onder) die Clovis voor zijn doop onderrichtte. Hij zou dan degene kunnen zijn die de mouw van de opgestoken hand van Remigius vasthoudt. De andere, wat oudere man, met grijzend haar, houdt de gouden crosier, kromstaf, van Remigius vast met in de krul een afbeelding van de Madonna met Kind. ![]() De meest rechts afgebeelde half zichtbare man van de drie achter de twee helpers draagt een kistje met twee houders bestemd voor vaatjes of ampullen: chrisma (zalf) en olie (zie inzet). De houder is leeg op een klein staafje na. Volgens de Legenda Aurea was er aanvankelijk namelijk geen chrisma aanwezig en werd die door een duif gebracht (zie onder). Links van de doopvont staan vier personen. De enige vrouw, Clovis' vrouw Chlotildis, kijkt toe met haar haren achterovergekamd onder een goudkleurige sluier. Twee mannen rechts naast haar dragen met bont afgezette mantels in rijk rood en donkergroen, en elk raakt Clovis' rechterarm aan. Het zijn de 'peetborgen' die Clovis ondersteunen (en later afdrogen, aankleden). In onze tijd zijn deze borgen bij een doopsel gewoonlijk vervangen door een peter en meter. Het is niet bekend of Clovis deze borgen ook daadwerkelijk heeft gehad en zo ja, wie dat dan zouden kunnen zijn geweest. Een kleinere (of knielende?) monnik met tonsuur in wit habijt, houdt waarschijnlijk een Evangeliarium tegen zijn borst. Het is gebonden in lichtbruin leer met metalen gespen en beslag. Op de achtergrond kijken vijf mannen vanaf het orgelbalkon naar het tafereel. Meer mensen op een binnenplaats buiten de ingang van de kerk bekijken het ritueel. Ze dragen mantels en leggings in roze, smaragdgroen, lichtblauw of bruin. Vooraan in de menigte houdt een man een wapen met lange steel vast met een bijlblad en een speerpunt. Hij staat mogelijk model voor het grote aantal van Clovis' soldaten en edelen (volgens sommige bronnen ongeveer drieduizend) die tijdens dezelfde ceremonie ook werden gedoopt. Andere stenen gebouwen zijn zichtbaar rond de binnenplaats. Een pauw strijkt neer op een boog boven de menigte, in de verte. Symboliseert hij de trots van Clovis? |
||
RemigiusRemigius van Reims, die het epitheton `apostel der Franken' heeft gekregen, werd rond 435 geboren en moet een uitstekende opleiding hebben genoten, reden waarom hij, jonger dan volgens de concilie-voorschriften was toegestaan, op 22-jarige leeftijd tot bisschop van Reims werd gekozen en gewijd. Vanaf Clovis' troonsbestijging in 481 beinvloedde Remigius hem. Remigius wijdde zich, nadat hij Clovis gedoopt had, geheel aan de christianisering van de Franken. Door de oprichting van een aantal belangrijke bisdommen en het bijeenroepen van een synode legde hij het fundament voor de kerkelijke organisatie van het rijk.In het Roomse Martelaarsboek wordt hij herdacht op 1 oktober (translatie) en op 13 januari. De Legenda Aurea wijdt dan ook twee hoofdstukken aan hem. In hoofdstuk 16 beschrijft hij de doop van Clovis. In die tijd was Chlodovech koning van het Frankenland. Hij was een heiden en zijn vrouw, die een vurig christen was, slaagde er niet in hem te bekeren. Maar toen hij vernam dat een onafzienbaar leger van ee Alamannen tegen hem oprukte, deed hij aan de Heer God die door zijn vrouw werd vereerd, de gelofte dat als Hij hem de overwinning op de Alamannen schonk, hij het geloof in Christus zou aannemen. Zijn wens ging in vervulling en hij begaf zich naar de heilige Remigius met het verzoek hem te dopen. Toen ze bij de doopvont kwamen, was daar geen heilig chrisma. Maar zie, een duif bracht in haar snavel een ampul met chrisma en daarmee zalfde de bisschop de koning. Deze ampul wordt bewaard in de kerk van Reims en daaruit worden tot de dag van vandaag de koningen van Frankrijk gezalfd.En over de translatie van Remigius schrijft hij in hoofdstuk 143: Want toen zijn lichaam na zijn overlijden op een draagbaar naar de kerk van de heilige Timotheüs en Apollinaris gebracht zou worden, werd het bij de kerk van sint Christophorus zo zwaar dat het niet meer te verplaatsen was. Ten einde raad vroegen ze de Heer hun duidelijk te willen maken of Hij soms wilde dat het begraven werd in deze kerk van sint Christophorus, waar talloze resten van heiligen rustten. Onmiddellijk konden zij het lichaam opbeuren alsof het een veertje was en ze gaven het daar een eervolle begrafenis. Toen daar vele wonderen gebeurden, vergrootten ze de kerk en maakten achter het altaar een crypte. Maar nadat ze het lichaam hadden uitgegraven om het daar ter ruste te leggen, konden ze het met geen mogelijkheid verplaatsen. Ze brachten de nacht door in gebed, maar omstreeks middernacht waren ze allemaal in slaap gevallen. De volgende morgen, de eerste dag van oktober, ontdekten ze dat het graf met het lichaanm van sint Remigius door engelen naar de crypte was gedragen. Veel later werd het lichaam op deze dag in een zilveren kist naar een mooiere crypte overgebracht. In de hagiografie van Marta vertelt de Legenda Aurea dat Chlodovech genezen werd van zware nierpijn bij het graf van Marta in Tarascon (Legenda Aurea 101,59-60). |
||
VedastusDe Legenda Aurea wijdt een kort hoofdstuk aan deze bisschop uit de tweede helft van de 5de eeuw, ook wel Vaast en Gaston genoemd.Vedastus werd door de heilige Remigius tot bisschop van Atrecht gewijd. Toen hij bij de poort van de stad kwam en daar twee armen aantrof die een aalmoes vroegen, de een blind, de ander kreupel, zei hij tegen hen: ‘Goud en zilver heb ik niet, maar wat ik heb geef ik jullie.' En hij sprak een gebed en genas ze beiden.Een aan Vedastus gewijde Vita, geschreven door Jonas van Bobbio in de eerste helft van de 7e-eeuw, verhaalt dat Vedastus eens bij een feestmaal aanwezig was. Er stonden grote aarden potten vol bier waarvan sommige voor de heidenen en andere voor de christenen waren bestemd. De potten voor de heidenen waren reeds naar heidens gebruik gezegend en men vroeg Vedastus de christelijke te zegenen. Vedastius maakte echter een kruis over alle aanwezige vaten, waarop de heidense vaten in stukken braken. Dit wonder maakte uiteraard grote indruk en Vedastus gebruikte het om de dwaalleer van het heidendom aan de kaak te stellen, waarop verschillende feestgasten zich bekeerden. De liturgisch herdenkdag van Vedastus is op 6 februari. * Een variant op deze legende spreekt over een beer |
||
Chlotildis![]() De koning had een vrouw, Chlotildis genaamd, die een vurig christen was. Zij deed wat zij kon om haar man tot het geloof te bekeren, maar tevergeefs. Toen ze een zoon ter wereld had gebracht, wilde ze hem laten dopen, maar de koning verbood dat ten enenmale. Ze kon daar echter niet in berusten en kreeg het uiteindelijk met grote moeite van de koning gedaan: ze liet hun zoon dopen. Maar toen het kind gedoopt was, stierf het dadelijk. De koning zei tegen haar: 'Nu is het duidelijk dat Christus een waardeloze god is: hij kon niet eens iemand in leven houden die het geloof in hem tot groot aanzien had kunnen brengen.' Ze antwoordde: 'Integendeel, ik besef dat ik door mijn God juist bijzonder bemind word, omdat ik weet dat diegene de eerste vrucht van mijn schoot bij zich heeft genomen die mijn zoon een onmetelijk rijk, beter dan het uwe, heeft geschonken.' Ze werd opnieuw zwanger en baarde weer een zoon die ze, net zoals de eerste, pas na lang aanhouden kon laten dopen; maar zie, hij werd dadelijk zo ziek dat voor zijn leven gevreesd werd. En de koning zei tegen zijn vrouw: 'Die god van jou is werkelijk een zwakkeling. Hij kan niemand die in zijn naam gedoopt is in leven houden. Al zou je duizend zonen baren en ze allemaal laten dopen, ze zouden allemaal sterven.' Maar het kind werd sterk en gezond, en volgde zijn vader als koning op. De gelovige vrouw bleef proberen haar man tot het geloof te brengen, maar hij verzette zich op alle manieren.Uiteindelijk wist zij haar man Clovis toch tot het christendom te bekeren zoals hierboven is te lezen. De Legenda Aurea verhaalt dat Chlotildis in het bos door weeën werd verrast. Clovis deed een dringend beroep op Leonardus van Noblat om zowel voor zijn vrouw te bidden als voor de geboorte van een gezonde zoon. Aldus geschiedde. Ten gevolge van een visioen van Chlotildis werden in het wapen van Frankrijk de drie crapauds, padden, vervangen door drie fleurs-de-lys, lelies. In Parijs raakt ze innig bevriend met Genoveva. Terwijl ze daar verblijft, wijdt ze zich aan de opvoeding van haar kinderen en sticht ze kloosters en kerken. Na de dood van Clovis in 511 trok ze zich terug in de abdij Saint-Martin in Tours. Hier probeerde zij verzoening te brengen tussen haar drie zonen Clodomir, Childebert en Clotaire die elkaar in oorlogen bestreden. Bij haar dood in 545 gaf ze opdracht haar bezit te verdelen onder de armen. Haar gebeente bleef in Tours totdat het tijdens de Franse Revolutie werd vernietigd. Desondanks vindt men in Parijs relieken van haar in de Sainte-Clotilde en de Saint-Leu-Saint-Gilles. Het Roomse Martelaarsboek herdenkt haar op 3 juni met de woorden: Lutetiae Parisiorum sanctae Clotildis Reginae, cujus precibus vir ejus Clodoveus, Rex Francorum, Christi fidem suscepit. Illustratie: Alban Butler - Book of Saints |
||
Meester van Saint-Gilles
De doop van Clovis (±1500) Olieverf op paneel, 62 x 46 cm Washington - National Gallery of Art |
2016 Paul Verheijen / Nijmegen |