Paul Verheijen

RAFAËL

Verbeelding van een gedaanteverandering

Laatste werk

Rafaël werkte tot aan zijn dood in 1520 aan dit grote werk van ongeveer 4 bij 3 meter. Naar we mogen aannemen is dit dus het laatste werk dat hij ons heeft nagelaten. Het schilderij was al in 1516 besteld door kardinaal Giulio de' Medici en bestemd voor de kathedraal van het Zuidfranse Narbonne.

Het innovatieve van de voorstelling is dat hij de scène van de gedaanteverandering van Christus heeft gecombineerd met een scène die daarop volgt.
De Transfiguratie wordt algemeen beschouwd als een van de absolute topstukken uit de renaissance.
Een team van de in 1727 opgerichte mozaïekschool van de Sint Pieter in Rome vervaardigde een kopie van de Transfiguratie.
Door de uitvinding van het email-mozaïek had men de beschikking over vele kleurnuances en kon Rafaëls werk tamelijk getrouw worden nagemaakt, zeer ambachtelijk, maar letterlijk niet origineel.

Bovenzijde

Op de heldere bovenzijde van het schilderij zweeft Christus die van gedaante is veranderd. De houding van zijn armen preludeert op zijn aangekondigde kruisdood. Mozes zweeft aan de rechterkant met de stenen tafel van de Tien Geboden. De figuur links is derhalve Elia.

Van links naar rechts liggen de apostelen Jakobus, Petrus en Johannes als door de bliksem getroffen, in een respectievelijk groen, blauw-geel, en rood gewaad, wat traditioneel staat voor de christelijke deugden geloof, hoop en liefde. Petrus heft zijn hoofd op om het hemelse visioen te zien.

Wie zijn die twee toeschouwers daar links bij de boom?
Een antwoord op deze vraag is geopperd door de feestdag van de Transfiguratie in het kerkelijk jaar erbij te betrekken. Die is 6 augustus en op deze dag worden ook andere heiligen herdacht. Welk duo komt dan in aanmerking?
  • Justus en Pastor van Alcala
    Twee broertjes van 13 en 9 jaar die onder keizer Diocletianus in de 4de eeuw zouden zijn gegeseld en onthoofd en tot de grote martelaren van Spanje worden gerekend.
    Het lijkt een plausibel antwoord, zeker als we het jeugdige uiterlijk van de twee in ogenschouw nemen.
  • Felicissimus en Agapitus, diakens van paus Sixtus II die de marteldood stierven.
Maar de twee worden ook wel in verband gebracht met de plaats Narbonne of zijn kathedraal of met jongens uit de familie van kardinaal Giulio d'Medici.

Onderzijde

De donkere onderzijde van het schilderij laat het 'vervolgverhaal' zien: de genezing van een bezeten jongen.

Matteüs Marcus Lucas
Toen ze zich weer bij de mensenmassa voegden, kwam er iemand naar Hem toe die voor Hem op zijn knieën viel en zei: ‘Heer, heb medelijden met mijn zoon, want hij is maanziek en lijdt daar erg onder; hij valt dikwijls in het vuur of in het water. Ik heb hem bij uw leerlingen gebracht, maar zij konden hem niet genezen.’ Jezus antwoordde: ‘Wat zijn jullie toch een ongelovig en dwars volk, hoe lang moet Ik nog bij jullie blijven? Hoe lang moet Ik jullie nog verdragen? Breng hem bij Me.’ Daarop sprak Jezus de demon streng toe. Deze ging uit de jongen weg, en vanaf dat moment was hij genezen. Toen de leerlingen met Jezus alleen waren, vroegen ze Hem: ‘Waarom konden wij die geest niet uitdrijven?’ Hij antwoordde: ‘Vanwege jullie gebrek aan geloof. Ik verzeker jullie: als jullie geloof hebben als een mosterdzaadje, dan zeg je tegen die berg: “Verplaats je van hier naar daar!” en dan zal hij zich verplaatsen. Niets zal voor jullie onmogelijk zijn.’
(Mt 17,14-21)
Toen ze terugkwamen bij de andere leerlingen, zagen ze een grote menigte om hen heen staan. Er waren ook schriftgeleerden bij, die met hen aan het discussiëren waren. De mensen waren verbaasd toen ze Hem zagen, en liepen meteen naar Hem toe om Hem te begroeten. Hij vroeg hun: ‘Waarover zijn jullie met hen aan het discussiëren?’ Iemand uit de menigte antwoordde: ‘Meester, ik heb mijn zoon naar U gebracht omdat hij door een geest bezeten is en niet kan praten; steeds wanneer de geest hem overweldigt, gooit die hem op de grond, en dan komt het schuim hem op de mond te staan, hij knarst met zijn tanden en wordt helemaal stijf. Ik zei tegen uw leerlingen dat ze hem moesten uitdrijven, maar dat konden ze niet.’ Hij zei tegen hen: ‘Wat zijn jullie toch een ongelovig volk, hoe lang moet Ik nog bij jullie blijven? Hoe lang moet Ik jullie nog verdragen? Breng hem bij Me.’ Ze brachten de jongen bij Hem. Toen de geest Hem zag, deed hij de jongen meteen stuiptrekken, en met het schuim op de lippen viel hij op de grond en rolde heen en weer. Jezus vroeg aan zijn vader: ‘Hoe lang heeft hij hier al last van?’ Hij antwoordde: ‘Al vanaf zijn vroegste jeugd, en hij heeft hem zelfs vaak in het vuur gegooid en in het water met de bedoeling hem te doden; maar als U iets kunt doen, heb dan medelijden met ons en help ons.’ Toen zei Jezus tegen hem: ‘Of Ik iets kan doen? Alles is mogelijk voor wie gelooft.’ Meteen riep de vader van het kind uit: ‘Ik geloof! Kom mijn ongeloof te hulp.’ Toen Jezus zag dat er een grote groep mensen toestroomde, sprak Hij de onreine geest streng toe en zei: ‘Geest die doof en stom maakt, Ik gebied je: ga uit hem weg en keer niet meer in hem terug.’ Onder geschreeuw en met hevige stuiptrekkingen ging hij uit hem weg; de jongen bleef voor dood achter, zodat de mensen zeiden dat hij was gestorven. Maar Jezus pakte hem bij de hand om hem overeind te helpen en hij stond op.
Hij ging een huis in, en toen ze weer alleen waren, vroegen zijn leerlingen Hem: ‘Waarom konden wij die geest niet uitdrijven?’ Hij antwoordde: ‘Dit soort kan alleen door gebed140 worden uitgedreven.’
(Mc 9,14-29)
Toen ze de volgende dag de berg afdaalden, kwam een grote menigte Jezus tegemoet. Opeens begon een man in de menigte luid te roepen: ‘Meester, ik smeek U, help mijn zoon, want hij is mijn enige kind. Telkens weer neemt een geest bezit van hem, en dan begint hij opeens te schreeuwen en krijgt hij stuiptrekkingen en komt het schuim hem op de mond te staan. En de geest wil hem pas loslaten wanneer hij hem bont en blauw heeft geslagen. Ik heb uw leerlingen gesmeekt om hem uit te drijven, maar dat konden ze niet.’ Jezus zei: ‘Wat zijn jullie toch een ongelovig en dwars volk, hoe lang moet Ik bij jullie blijven en jullie nog verdragen? Breng uw zoon hier.’ Terwijl de jongen naar Hem toe liep, gooide de demon hem op de grond en liet hem stuiptrekken. Maar Jezus sprak de onreine geest streng toe, genas de jongen en gaf hem terug aan zijn vader. Allen waren met stomheid geslagen vanwege de grootheid van God.
(Lc 9,37-43)

De linkerzijde wordt in beslag genomen door de overige apostelen die niet bij de transfiguratie aanwezig zijn. Identificatie is niet makkelijk. De apostel linksvoor met het boek is hoogstwaarschijnlijk Matteüs die de genezing van de bezeten zoon ook heeft beschreven in zijn evangelie. Verder neemt men aan dat de vier centrale apostelen Filippus (in het geel), Andreas (zittend), Simon (oude man achter Filippus) en Judas Taddeus (wijzend naar het bezeten zoontje) zijn. De apostel uiterst links zou Judas Iskariot kunnen zijn.

De rechterzijde heeft Rafaël bestemd voor 'de grote menigte' met de bezeten zoon. We zien hem rechts op de voorgrond. De man die hem ondersteunt zal zijn vader zijn en de knielende vrouw in het midden zijn moeder die oogt als een Madonna. Ze heeft beide armen uitgestrekt naar haar zoon. Deze lijkt een soort epileptische aanval te hebben, geen controle over zijn ledematen en met zijn ogen te rollen. Hij is duidelijk niet in orde.

Het goddelijkste werk

Giorgio Vasari schrijft uiterst lovend over dit werk in zijn Vite. Volgens hem toonde Rafaël lo sforzo et il valor dell'arte nel volto di Cristo, 'de kracht en de waarde van de kunst in het gelaat van Christus.' Waarschijnlijk op grond van deze uitspraak wil een vrome traditie dat Rafaël Jezus' hoofd daags voor zijn dood heeft geschilderd.
Onder de knop 'Lees meer' staat het volledige citaat, waarbij opvalt dat Vasari spreekt over gli undici Discepoli, 'de elf discipelen' die beneden op hem wachten.



Voor Giulio de' Medici, kardinaal en vice-kanselier, schilderde Rafaël een voor Frankrijk bestemd altaarstuk dat de transfiguratie van Christus voorstelt, waaraan hijzelf ononderbroken werkte en dat hij tot de hoogste volmaaktheid bracht. In dit tafereel beeldde hij Christus uit, van gedaante veranderd op de berg Tabor, en de elf discipelen die beneden op hem wachten, waar men een door een boze geest bezeten jongeling ziet die daar is gebracht opdat Christus, eenmaal afgedaald van de berg, hem zal verlossen; in een verwrongen houding, schreeuwend en met rollende ogen, strekt deze jongeling zich uit, en hoe zwaar zijn lijden is ziet men aan zijn lichaam, zijn aderen en polsen, aangetast als ze zijn door de boze geest, en doodsbleek maakt hij een onbeheerst en angstig gebaar. Deze figuur wordt ondersteund door een oude man die zijn armen om hem heen heeft geslagen; de man heeft moed gevat en, de ogen wijd opengesperd - een lichtpuntje in het midden van die ogen -, rukt hij met het optrekken van zijn wenkbrauwen en het fronsen van zijn voorhoofd tegelijkertijd zowel geestkracht als vrees uit, want terwijl hij de apostelen strak aankijkt, lijkt hij te hopen op hun gezicht iets te zullen lezen waaruit hij moed kan scheppen. Tussen de vele vrouwen is er een, de belangrijkste figuur op dit paneel, die op haar knieën ligt voor hen, het hoofd naar hen toegewend terwijl ze met haar armen gebaart naar de bezetene en op diens ellende wijst. En dan zijn er de apostelen, de een staand, de ander zittend, weer anderen geknield, en ze geven te kennen het grootste medelijden te hebben met een zo groot ongeluk. En ja, Rafaël schilderde hier hoofden en figuren van een buitengewone schoonheid en daarbij zo oorspronkelijk, gevarieerd en mooi dat de kunstenaars algemeen van oordeel zijn dat dit werk, onder de vele die hij heeft gemaakt, het fraaiste, meest glorieuze en het goddelijkste is, want wie wil weten hoe men in de schilderkunst de tot goddelijkheid getransfigureerde Christus uitbeeldt, die moet in dit werk gaan zien hoe Rafaël hem in verkorting boven een berg weergaf, in een lichtende lucht en samen met Mozes en Elia die, badend in een glanzende helderheid, zich doen kennen in zijn schijnsel. Petrus, Jakobus en Johannes liggen uitgestrekt ter aarde, in verschillende mooie houdingen: de een verbergt zijn hoofd bij de grond, de ander houdt zijn handen voor zijn ogen om zich te beschermen tegen het stralende, verblindende licht van de heerlijkheid van Christus die, in een kleed wit als sneeuw, de armen uitspreidt, het hoofd opheft en aldus het wezen en de goddelijkheid toont van de drie personen samen, gedrieën nauw verbonden binnen Rafaëls volmaakte kunst; en men krijgt de indruk dat Rafaël hier zo volkomen is opgegaan in zijn eigen talent teneinde de kracht en de waarde van de kunst zelf te tonen in Christus' gelaat, dat hij, eenmaal hiermee gereed, geen penseel meer heeft aangeraakt: het was het laatste werk van zijn hand, want hij werd verrast door de dood.
Raffaello Sanzio (1483-1520)
La Trasfigurazione di Cristo (1516-20)
Tempera op paneel, 410 x 279 cm
Rome - Vaticaanse Musea - Pinacoteca
2016 Paul Verheijen / Nijmegen